Beveiliging
Snel aan de slag
In dit hoofdstuk worden de voorzorgsmaatregelen toegelicht die genomen moeten worden bij gebruik van de beveiligingsfuncties van het apparaat. Ook wordt uitgelegd hoe u de beheerdersinstellingen kunt configureren.
Gebruikersverificatie configureren
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe gebruikersverificatie kan worden ingesteld en welke functies door gebruikersverificatie actief worden.
Het gebruik van het apparaat beperken
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gebruik van het apparaat door gebruikers kan worden beperkt.
Informatielekken via apparaten voorkomen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe informatie die in het geheugen van het apparaat of op de harde schijf is opgeslagen, kan worden beveiligd.
Uitgebreide netwerkbeveiliging
In dit hoofdstuk worden de functies toegelicht waarmee de beveiliging verbeterd kan worden als het apparaat op het netwerk wordt aangesloten.
Communicatiepaden via een apparaatcertificaat beschermen
Uitlekken van documenten voorkomen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe u documentgegevens die in het apparaat zijn opgeslagen of door het apparaat zijn afgedrukt, kunt beschermen.
Het apparaat beheren
In dit hoofdstuk worden de functies toegelicht waarmee de beveiliging van het apparaat wordt verbeterd en waardoor het apparaat effectiever werkt.
Aanvullende gegevens voor verbeterde beveiliging
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen als het apparaat niet goed functioneert.
Lijst van bewerkingsrechten voor instellingen
In dit hoofdstuk worden de bewerkingsrechten voor de beheerder en gebruikers voor apparaatinstellingen beschreven als beheerdersverificatie of gebruikersverificatie is ingeschakeld.