Toegangscontrole
Het apparaat kan toegang via TCP/IP controleren.
Door het bereik van de toegangscontrole in te stellen, kunt u het aantal IP-adressen beperken waarmee toegang kan worden verkregen.
Als u bijvoorbeeld als toegangscontrolebereik [192.168.15.16]-[192.168.15.20] instelt, hebben alleen clientcomputeradressen van [192.168.15.16] t/m [192.168.15.20] toegang tot het apparaat.
U kunt toegangscontrole opgeven via een internetbrowser op computers binnen het netwerk. (Wij gebruiken Web Image Monitor dat op dit apparaat is geïnstalleerd.)
![]()
Met toegangscontrole kunt u toegang beperken via LPR, RCP/RSH, FTP, Bonjour, SMB, WSD (Apparaat), WSD (Printer), WSD (Scanner)/DSM, IPP, DIPRINT, RHPP, Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Client. U kunt de toezichtfunctie van SmartDeviceMonitor for Client niet beperken. U kunt toegangspogingen van telnet of Device Manager NX niet beperken wanneer SNMPv1 wordt gebruikt voor de controle.
Open een internetbrowser via een computer binnen het netwerk en log vervolgens in bij Web Image Monitor als netwerkbeheerder.
Voor meer informatie over inloggen, zie Inlogmethode voor beheerders.
Ga naar [Apparaatbeheer] en klik vervolgens op [Configuratie].
Klik op [Toegangscontrole] onder "Beveiliging".
Om het IPv4-adres op te geven in "Toegangscontrole bereik" voert u een IP-adres in dat toegang tot het apparaat heeft.
Om het IPv6-adres op te geven, voert u in "Bereik" onder "Toegangscontrole bereik" een IP-adres in dat toegang verleent tot het apparaat of u voert in "Mask" een IP-adres in en geeft u de "Mask lengte" op.
Klik op [OK].
“Bijwerken...” verschijnt. Wacht 1 of 2 minuten en klik vervolgens op [OK].
Als het vorige scherm niet wordt weergegeven nadat u op [OK] heeft geklikt, wacht u even en vernieuwt u vervolgens de internetbrowser.
Log uit.
Voor meer informatie over uitloggen, zie Uitlogmethode voor beheerders.