Basisverificatie instellen
Voor u het apparaat configureert, dient u na te gaan of de beheerdersverificatie correct is geconfigureerd onder "Beheerdersverificatiebeheer".
Log in als apparaatbeheerder via het bedieningspaneel.
Voor meer informatie over inloggen, zie Inlogmethode voor beheerders.
Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op [Beheerderstoepass.].
Druk op [
Volg.].
Druk op [Gebruikersverificatiebeheer].

Selecteer [Basisverificatie].
Als u gebruikersverificatiebeheer niet wilt inschakelen, selecteert u [Uit].
Selecteer bij “Beschikbare functies” de apparaatfuncties die u wilt toestaan.

De functies die u hier selecteert, worden de standaardinstellingen voor Basisverificatie die zullen worden toegekend aan alle nieuwe gebruikers van het Adresboek.
Voor meer informatie over het opgeven van beschikbare functies voor personen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.
Selecteer het niveau “Taakverificatie printer”.
Voor een beschrijving van de verschillende niveaus van printertaakverificatie, zie Taakverificatie voor printer.
Als u [Compleet] of [Simpel (Alles)] selecteert, ga dan verder met stap 12.
Als u [Eenvoudig (Bep.)] selecteert, ga dan door naar stap 9.
Druk op [Wijzigen] voor Bereik van beperking.

Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (Bep.)] moet worden toegepast op "Printertaakverificatie".

U kunt het bereik van het IPv4-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast. Ook kunt u hier opgeven of de instelling moet worden toegepast op de parallelle interfaces en de USB-interfaces.
Druk op [Afsluiten].
Druk op [OK].
Log uit.
Voor meer informatie over uitloggen, zie Uitlogmethode voor beheerders.