Gebruikerscodeverificatie
U kunt de toegang tot functies beperken aan de hand van een gebruikerscode. Dezelfde code kan door meerdere gebruikers worden gebruikt.
Voor meer informatie over het opgeven van gebruikerscodes, zie Voor nieuwe gebruikers.
Voor meer informatie over het opgeven van de gebruikerscode in het printer- of TWAIN-stuurprogramma, zie de Help-functie van het stuurprogramma.
Voor meer informatie over het opgeven van de gebruikerscode voor het LAN-faxstuurprogramma, zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma.
Log in als apparaatbeheerder via het bedieningspaneel.
Voor meer informatie over inloggen, zie Inlogmethode voor beheerders.
Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op [Beheerderstoepass.].
Druk op [
Volg.].
Druk op [Gebruikersverificatiebeheer].

Selecteer [Gebr.code ver.].
Als u gebruikersverificatiebeheer niet wilt inschakelen, selecteert u [Uit].
Selecteer in “Functies om te beperken” de functies die u wilt beperken.

De geselecteerde functie is afhankelijk van gebruikerscodeverificatie. Gebruikerscodeverificatie wordt niet op functies toegepast die niet geselecteerd zijn.
Voor meer informatie over het beperken van beschikbare functies voor personen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.
Om afdruktaakverificatie op te geven, selecteert u een ander item dan [Printer: PC Control] onder "Functies om te beperken".
Ga verder met stap 13 wanneer u geen afdruktaakverificatie wilt opgeven.
Selecteer het niveau “Taakverificatie printer”.
Voor een beschrijving van de verschillende niveaus van printertaakverificatie, zie Taakverificatie voor printer.
Als u [Compleet] of [Simpel (Alles)] selecteert, ga dan verder met stap 13.
Als u [ Eenvoudig (Bep.)] selecteert, ga dan door naar stap 10.
Druk op [Wijzigen] voor Bereik van beperking.

Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (Bep.)] moet worden toegepast op "Printertaakverificatie".

U kunt het bereik van het IPv4-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast. Ook kunt u hier opgeven of de instelling moet worden toegepast op de parallelle interfaces en de USB-interfaces.
Druk op [Afsluiten].
Druk op [OK].
Log uit.
Voor meer informatie over uitloggen, zie Uitlogmethode voor beheerders.