Protocollen in- of uitschakelen
Geef op of u de functie voor ieder protocol wilt in- of uitschakelen. Met deze instelling kunt u opgeven welke protocollen beschikbaar zijn en daarmee ongeautoriseerde toegang via het netwerk voorkomen. Netwerkinstellingen kunnen worden opgegeven via het bedieningspaneel of met behulp van Web Image Monitor op computers binnen het netwerk, telnet, Device Manager NX of Remote Communication Gate S. (Web Image Monitor is een beheertool die op dit apparaat is geïnstalleerd om het te controleren of instellingen voor dit apparaat te configureren met behulp van een internetbrowser.)
Voor het opgeven van netwerkinstellingen met behulp van telnet, raadpleegt u "Onderhoud op afstand met telnet", Instellingen.
Protocollen in- en uitschakelen met behulp van het bedieningspaneel
Log in als netwerkbeheerder via het bedieningspaneel.
Voor meer informatie over inloggen, zie Inlogmethode voor beheerders.
Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op [Interface instell.].
Druk op [Effectief protocol].

Selecteer het protocol dat u wilt in- of uitschakelen.

Druk op [OK].
Log uit.
Voor meer informatie over uitloggen, zie Uitlogmethode voor beheerders.
Protocollen in- en uitschakelen met behulp van een webbrowser
Open een internetbrowser via een computer binnen het netwerk en log vervolgens in bij Web Image Monitor als netwerkbeheerder.
Voor meer informatie over inloggen, zie Inlogmethode voor beheerders.
Ga naar [Apparaatbeheer] en klik vervolgens op [Configuratie].
Klik op [Netwerkbeveiliging] onder "Beveiliging".
Selecteer het protocol dat u wilt in- of uitschakelen en selecteer de poort die u wilt openen of sluiten.
Klik op [OK].
“Bijwerken...” verschijnt. Wacht 1 of 2 minuten en klik vervolgens op [OK].
Als het vorige scherm niet wordt weergegeven nadat u op [OK] heeft geklikt, wacht u even en vernieuwt u vervolgens de internetbrowser.
Log uit.
Voor details over uitloggen, zie Uitlogmethode voor beheerders.
Verwante onderwerpen