Als het afdrukken niet start
![]()
Als de indicator Data-in indicator (
) in de hoek links onderaan van het bedieningspaneel niet oplicht of knippert na het uitvoeren van een afdruktaak, ontvangt het apparaat de af te drukken data niet goed. Controleer de verbinding tussen het apparaat en de computer en de instellingen in de printerdriver.Controleer de melding als deze op het scherm wordt weergegeven.
Als een bericht wordt weergegeven tijdens het gebruiken van de afdrukfunctie
Druk bij het controleren of wijzigen van de instellingen in [Instellingen] op [Home] (
) na het sluiten van [Instellingen].
Situatie | Oorzaak | Oplossing en verwijzing |
|---|---|---|
Afdrukken over een netwerkverbinding (bekabelde LAN) is niet mogelijk. | Er is een probleem met de verbinding tussen het apparaat en de computer. | Controleer de kabel die het apparaat met de computer verbindt, koppel deze af en sluit hem daarna opnieuw aan. Controleer de aansluiting naar een hub of router en zet dat toestel uit en opnieuw aan als dit mogelijk is zonder andere toestellen te storen. Zet vervolgens het apparaat uit, wacht 10 seconden of langen na het bevestigen dat de aan/uit-indicator uit is en zet het apparaat opnieuw aan. |
Er werd geen geschikte poort geselecteerd voor de netwerkomgeving in de Windows-printerdriver. | Rechterklik op het apparaatpictogram op het scherm "Apparaten en printers" en geef de printereigenschappen weer. Controleer of de juiste poort is geselecteerd op het tabblad [Poorten]. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor details over uw netwerkomgeving. | |
Afdrukken over een netwerkverbinding (draadloze LAN) is niet mogelijk. | De ontvangst is zwak. | Verplaats het apparaat of verwijder voorwerpen tussen het apparaat en de computer en controleer of de situatie verbetert. U kunt de status van het draadloze signaal van het draadloze LAN controleren in [Signaal draadloos LAN] in de volgende instellingsitems.
|
Een ander toestel dat radiogolven gebruikt op dezelfde frequentie, zoals een microgolfoven of draadloze telefoon, stoort het apparaat. | Zet zulke toestellen uit en controleer of de situatie verbetert. | |
Afdrukken over een netwerkverbinding (draadloze LAN) is niet mogelijk. (Infrastructuurmodus) | De SSID is onjuist gespecificeerd. | Controleer [SSID-instelling] en [Signaal draadloos LAN] in de volgende instellingsitems.
|
Afdrukken over een netwerkverbinding (draadloze LAN) is niet mogelijk. (802.11 ad-hoc modus) | De verbindingsmodus of SSID is niet juist gespecificeerd. | Controleer [Communicatiemodus], [SSID-instelling], [Ad-hockanaal] en [Beveiligingsmethode] in de volgende instellingsitems.
|
Afdrukken via een USB-verbinding is niet mogelijk. | De USB-kabel is niet op de juiste wijze aangesloten. | Sluit de USB-kabel aan op de USB2.0-interface Type B linksachter op het apparaat. |
Het apparaat wordt niet juist erkend op de computer. | Voer het volgende uit: | |
De USB-poort is niet juist geselecteerd in de Windows-printerdriver. | Rechterklik op het apparaatpictogram op het scherm "Apparaten en printers" en geef de printereigenschappen weer. Controleer of de juiste USB-poort is geselecteerd op de tab [Poort]. | |
Afdrukken via een parallelle aansluiting is niet mogelijk. (IEEE 1284) | De kabel werd losgekoppeld na het aanzetten van het apparaat of er is een probleem met de verbinding tussen het apparaat en de computer. | Zet het apparaat uit, sluit de communicatiekabel tussen het apparaat en de computer opnieuw aan en zet het apparaat opnieuw aan. |
De printerpoort is niet juist geselecteerd in de Windows-printerdriver. | Rechterklik op het apparaatpictogram op het scherm "Apparaten en printers" en geef de printereigenschappen weer. Controleer of "LPT1"/"LPT2"/"LPT3" is geselecteerd in het tabblad [Poorten]. | |
De computer is juist aangesloten op het apparaat maar er kunnen geen documenten worden afgedrukt. | Gebruikersauthenticatie of een versleutelingscode voor de driver is gespecificeerd op het apparaat. | Raadpleeg de toestel- en apparaatbeheerders voor informatie over de instelling en configureer de printerdriver overeenkomstig. |
De computer is juist aangesloten op het apparaat maar er kunnen geen documenten worden afgedrukt. | Het apparaat is geconfigureerd voor off-line gebruik in de Windows-printerdriver. | Klik met de rechtermuisknop in het scherm [Apparaat en Printer] op het apparaatpictogram |
De computer is juist aangesloten op het apparaat maar er kunnen geen documenten worden afgedrukt. | Formulier voeden kon niet worden uitgevoerd omdat het overeenkomstige papier niet werd geladen of een bewerkeigenschap waarin Formulier voeden niet mogelijk is, werd gespecificeerd terwijl [Automatisch doorgaan] is gespecificeerd. |
|
Afdrukken is niet mogelijk, zelfs niet nadat u het probleem hebt opgelost nadat “Papierstoring”, “Toner bijvullen”, “Geen papier.” of een ander bericht werd weergegeven. | Het apparaat is geconfigureerd om het afdrukken van een document op te slaan of te annuleren bij een fout. |
|
Het afdrukken is niet uitgevoerd, hoewel het opgegeven afdruktijdstip reeds is verstreken. | Het apparaat werd niet aangezet terwijl het apparaat is geconfigureerd om niet af te drukken als het apparaat uit staat. | Als u wilt afdrukken nadat het apparaat is ingeschakeld, wijzigt u [Taken niet afgedrukt omdat apparaat uit was] in [Afdrukken wanneer apparaat Aan] in de volgende instellingsitems.
|
Het afdrukken is niet uitgevoerd, hoewel het opgegeven afdruktijdstip reeds is verstreken. | De klok op het apparaat is niet juist ingesteld. | Controleer [Tijd instellen] in de volgende instellingsitems.
|
Het afdrukken is niet uitgevoerd, hoewel het opgegeven afdruktijdstip reeds is verstreken. | De klok op de computer is niet juist ingesteld. | Stel de klok van de computer juist in. |
Het afdrukken is niet uitgevoerd, hoewel het opgegeven afdruktijdstip reeds is verstreken. | Een foutmelding wordt weergegeven op het scherm van het bedieningspaneel. | Verwijder de foutmelding. |
![]()
Wanneer het apparaat is verbonden met een netwerk, voert u in de volgende instellingsitems het IP-adres van een netwerkcomputer in om de verbinding met de computer te controleren.
Schermtype Instellingen: Standaard
[Instellingen]
[Systeeminstellingen]
[Netwerk/Interface]
[Pingopdracht]Schermtype Instellingen: Klassiek
[Gebruikerstools]
[Apparaateigenschappen]
[Systeeminstellingen]
tabblad [Interface instell.]
[Ping opdracht]