De stroom in-/uitschakelen
Als u het apparaat wilt in- of uitschakelen, drukt u op de hoofdstroomschakelaar aan de rechterkant van het apparaat.
![]()
Wanneer u de faxfunctie van het apparaat gebruikt, dient u bij normaal bedrijf de stroom niet uit te schakelen. Als de stroom wordt uitgeschakeld, gaan gegevens die in het faxgeheugen zijn opgeslagen, verloren; dit gebeurt ongeveer een uur nadat het apparaat is uitgeschakeld. Als u de stroom moet uitschakelen of de stroomkabel om welke reden dan ook moet lostrekken, controleer dan of 100% wordt weergegeven als beschikbaar geheugen op het scherm van de faxfunctie.
Het apparaat aanzetten
![]()
Nadat u op de hoofdstroomschakelaar heeft gedrukt, moet u ten minste 10 seconden wachten tot duidelijk is dat het Aan/uit-indicatielampje brandt of uit is.
Controleer of de stekker van het netsnoer stevig in het stopcontact zit.
Druk op de hoofdstroomschakelaar.

Het Aan/uit-indicatielampje gaat branden.
Toepassingspictogrammen worden weergegeven op het scherm [Home] wanneer de toepassing gestart is.
![]()
Wanneer de stroom is ingeschakeld, kan op het scherm worden weergegeven dat het apparaat automatisch opnieuw wordt opgestart. Schakel de hoofdstroom niet uit als het apparaat bezig is met verwerken. Het duurt circa vijf minuten voordat het apparaat opnieuw is opgestart.
Het apparaat uitzetten
![]()
Zet het apparaat niet uit als het apparaat bezig is met een bewerking. Als u de stroom wilt uitschakelen, bevestigt u dat de bewerking is voltooid.
Houd de hoofdstroomschakelaar niet ingedrukt als de stroom uitgeschakeld wordt. Als u dit wel doet, wordt het apparaat geforceerd uitgeschakeld. Dit kan de harde schijf of het geheugen beschadigen en storingen veroorzaken.
Druk niet op de hoofdstroomschakelaar vlak nadat u op de hoofdstroomschakelaar van het apparaat heeft gedrukt. Wanneer u de stroom in- of uitschakelt, wacht u minimaal 10 seconden nadat u heeft bevestigd dat de hoofdstroomindicator op het bedieningspaneel is in- of uitgeschakeld.
Druk op de hoofdstroomschakelaar.

De hoofdstroomindicator aan de rechterkant van het bedieningspaneel wordt uitgeschakeld. De stroom wordt automatisch uitgeschakeld nadat het apparaat op de juiste manier is uitgeschakeld. Als het scherm op het bedieningspaneel niet verdwijnt, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Energiespaarstand
Wanneer het apparaat gedurende een bepaalde periode niet wordt gebruikt, gaat het apparaat automatisch in de "Energiespaarstand". De "Energiespaarstand" heeft twee modi: de "Modus Laag stroomverbruik" en de "Slaapstand". Standaard is het apparaat geconfigureerd om "Slaapstand" te gebruiken.
Energiespaarstand
Als u het apparaat na een handeling gedurende een bepaalde periode niet gebruikt, wordt het scherm uitgeschakeld en schakelt het apparaat over naar modus Laag stroomverbruik. Het apparaat verbruikt minder stroom in de modus Laag stroomverbruik.
U kunt de tijdsduur totdat het apparaat overschakelt naar de modus Laag stroomverbruik wijzigen onder [Timer laag stroomverbruik].
Type scherminstellingen: Standaard
U kunt de apparaatinstellingen voor het activeren van de modus Laag stroomverbruik wijzigen door op de knop [Laag stroomverbruik] van [Op energiespaarstandtoets drukken om modus te wijzigen] te drukken onder [Systeeminstellingen]
[Apparaat]
[Inschakelen/Energiespaarstand].Type scherminstellingen: Klassiek
U kunt de apparaatinstellingen voor het activeren van de modus Laag stroomverbruik wijzigen door op de knop [Laag stroomverbruik] van [Op energiespaarstandtoets drukken om modus te wijzigen] te drukken onder het tabblad [Instellingen]
[Apparaateigenschappen]
[Systeeminstellingen]
[Beheerderstoepassingen].
Voer een van de volgende handelingen uit om de modus Laag stroomverbruik te verlaten:
Open de ADF
Plaats een origineel in de ADF
Plaats papier in de handinvoer
Tik op het displaypaneel.
Begin met afdrukken
Open een afscherming
Open een papierlade
Slaapstand
In deze modus wordt het display van het bedieningspaneel uitgeschakeld en knippert de hoofdstroomindicator langzaam. Het stroomverbruik wordt geminimaliseerd. Wanneer u het apparaat gedurende een bepaalde periode niet gebruikt of op [Energiesp.st.] (
) drukt, wordt de Slaapmodus geactiveerd.
U kunt de tijdsduur tot het apparaat overschakelt naar de Slaapstand wijzigen bij [Timer slaapstand] of [Weekly Timer].
Bij [Weekly Timer] kunt u de tijden en de dagen van de week opgeven waarop het apparaat overgaat in de slaapstand.
Alleen de beheerder kan de [Weekly Timer] opgeven wanneer de beheerdersverificatie is ingeschakeld.
Schermtype Instellingen: Standaard
Schermtype Instellingen: Klassiek
Als u een van de volgende handelingen verricht, komt het apparaat weer uit de slaapstand:
Open de ADF.
Plaats een origineel in de ADF.
Raak het display van het bedieningspaneel aan.
![]()
De energiebesparingsfuncties worden uitgeschakeld wanneer er een fout optreedt of terwijl er een bewerking wordt uitgevoerd.