GebruikershandleidingIM 550/600 series

Interface-instellingen (Systeeminstellingen)

In dit gedeelte worden de instellingen in het tabblad [Interface-instellingen] onder [Systeeminstellingen] beschreven.

De Instellingen gebruiken

Netwerk/USB

In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Netwerk/USB] onder het tabblad [Interface-instellingen] beschreven.

Instellingsitems

Beschrijving

Apparaat IPv4 adres

Geef het IPv4-adres en subnet mask van het apparaat op. Het IPv4-adres van het apparaat kan met een adres worden opgegeven of automatisch van de DHCP-server worden overgenomen.

  • Standaardinstelling: [Autom. verkrijgen (DHCP)]

IPv4 Gateway-adres

Geef het IPv4-adres op van de router of hostcomputer die als gateway wordt gebruikt.

  • Standaardinstelling: [0.0.0.0]

Apparaat IPv6 adres

Toont het IPv6-adres van het apparaat.

  • Link lokaal adres

  • Handmatige adresconfiguratie

  • DHCPv6-adres

  • Staatloos adres 1-5

    De huidige waarde wanneer [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] wordt opgegeven als "Actief" wordt weergegeven.

IPv6 Gateway-adres

Toont het IPv6-gatewayadres van het apparaat.

IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie

Geef aan of het adres automatisch moet worden opgegeven met IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie.

  • Standaardinstelling: [Actief]

DHCPv6-configuratie

Geef de DHCPv6-modus of het adres van de DNS-server op.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

DNS Configuratie

Geef het IPv4-adres van de DNS-server op. Het IPv4-adres van de DNS-server kan door een adres worden opgegeven of automatisch van de DHCP-server worden overgenomen. U kunt de verbinding met de DNS-server bevestigen.

  • Standaardinstelling: [Autom. verkrijgen (DHCP)]

DDNS Configuratie

Geef aan of u de dynamische DNS-functie gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Actief]

IPsec

Geef aan of de IP-sec van het apparaat moet worden gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Zie "Security Reference" op onze website voor informatie over "Configuring IPsec Settings".

Domeinnaam

Geef de domeinnaam op. Haal de domeinnaam automatisch op bij de DHCP-server of voer de domeinnaam van maximaal 63 tekens in.

  • Standaard: (Blanco)

WINS configuratie

Geef aan of u de WINS-server wilt gebruiken.

Wanneer het IPv4-adres van het apparaat optioneel is opgegeven, geeft u de primaire en secundaire WIN-serveradressen en het bereik-ID op.

Geef niet "255.255.255.255" op als het adres van de WINS-server.

  • Standaardinstelling: [Aan]

Actief protocol

Hier kunt u de protocollen selecteren die in het netwerk moeten worden gebruikt.

  • Standaard

    • IPv4: [Actief]

    • IPv6: [Inactief]

    • SMB: [Actief]

    • @Remote service: [Actief]

    • Firmware-update (IPv4): [Actief]

    • Firmware-update (IPv6): [Actief]

SMB Computernaam

Hier kunt u de SMB-computernaam opgeven. Als u de naam niet opgeeft, wordt de tekst die begint met "RNP" automatisch ingesteld.

Voer de naam in met maximaal 15 tekens. U kunt geen tekst opgeven die begint met RNP. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.

SMB Werkgroep

Hier kunt u de naam van de SMB-werkgroep opgeven. Voer de groepnaam in met maximaal 15 tekens. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.

  • Standaardinstelling: [WERKGROEP]

Geavanceerde instellingen SMB-client

Selecteer het poortnummer vanaf 139 of 445 voor de SMB-gegevensoverdracht. U kunt ook aangeven of de SMBv2/v3-verzending als inactief moet worden opgegeven. Als SMBv2/v3 inactief is, wordt de verzending uitgevoerd met SMBv1.

  • Standaard

    • Poortnummer: [445]

    • SMBv2/SMBv3: [Actief]

Ethernetsnelheid

Geef de toegangssnelheid op tussen het apparaat en de netwerkapparaten. Wanneer de communicatie onstabiel is, stelt u de verzendsnelheid in op 10 Mbps of 100 Mbps. Wanneer u in dit geval Full Duplex opgeeft, geeft u dezelfde verzendsnelheid op van het verbonden apparaat als van het apparaat.

  • Standaardinstelling: [Aut. sel: 1 Gbps uitsch.]

Type LAN

Type LAN wordt weergegeven als de draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd. U kunt opgeven welke u gebruikt voor verbinding, bedraad LAN (Ethernet) of draadloos LAN.

  • Standaardinstelling: [Ethernet]

Ping opdracht

Controleer of het apparaat met het netwerk kan worden verbonden. Geef het IPv4-adres op van het apparaat dat met het netwerk is verbonden en druk vervolgens op [#]. Een bericht om aan te geven of de verbinding is gelukt, wordt op het scherm weergegeven.

SNMP V3 communicatie toestaan

Geef de communicatie van het SNMPv3-protocol aan, of dat alleen de gecodeerde communicatie, of de gecodeerde en communicatie met niet-versleutelde tekst moet worden gebruikt volgens de instellingen van het apparaat.

Wanneer u [Alleen codering] opgeeft, moet u [Gecodeerd wachtwoord] instellen voor de beheerder via het tabblad [Beheerdertoepas.][Beheerder programmeren/wijzigen].

  • Standaardinstelling: [Codering/Cleartext]

SSL / TLS communicatie toestaan

Geef de communicatie van het SNMPv3-protocol aan, of dat de gecodeerde communicatie van SSL/TLS, of gecodeerde en communicatie met niet-versleutelde tekst moet worden gebruikt volgens de instellingen van het apparaat.

Wanneer u [Alleen cijfertekst] opgeeft, moet u het servercertificaat voor het apparaat installeren.

  • Standaardinstelling: [Cijfertekst/Cleartext]

Hostnaam

Hier kunt u de hostnaam opgeven. Als u de naam niet opgeeft, wordt de tekst die begint met RNP automatisch ingesteld.

Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens. U kunt geen hostnaam invoeren die begint met "RNP" of "rnp".

U kunt geen hostnaam invoeren die met een koppelteken begint of eindigt. U kunt geen hostnaam invoeren waarin meerdere koppeltekens achter elkaar staan.

  • Standaardinstelling: [RNPXXXXX]

    MAC-adres van de Ethernet-interface wordt gebruikt voor XXXXX.)

Apparaatnaam

Voer de apparaatnaam in met maximaal 31 tekens. Wanneer u het apparaat beheert met Web Image Monitor of apparaatbeheersoftware, wordt dit weergegeven als "Apparaatnaam".

IEEE 802. 1X verificatie voor Ethernet

Geef aan wanneer u de IEEE 802.1X-verificatie voor ethernet gebruikt.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Zie "Veiligheidsreferentie" op onze website voor informatie over "IEEE 802.1X-verificatie configureren".

Herstel IEEE 802.1X verificatie naar de standaarden

Zet de instellingen terug naar hun standaardwaarden wanneer het apparaat niet met de IEEE 802.1X-verificatie kan worden verbonden.

Zie "Veiligheidsreferentie" op onze website voor informatie over "IEEE 802.1X-verificatie configureren".

USB snelheid

Geef hier de USB-snelheid op. U kunt kiezen tussen [Autom. selecteren] of [Volle snelheid].

  • Standaardinstelling: [Automatisch selecteren]

USB-poort

Geef aan of u de usb-poort wilt gebruiken.

Regio A pictogram (voornamelijk Europa)

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Pictogram RegioA (voornamelijk Azië)

  • Standaardinstelling: [Actief]

RegionB icon(voornamelijk in Noord-Amerika)

  • Standaardinstelling: [Actief]

Time-outperiode DIPRINT

Geef hier de time-outtijd op voor DIPRINT-afdrukken.

  • Standaardinstelling: [60 seconde(n)]

Toegangsbeheerfunctie

Geef hier aan of de functie moet worden ingeschakeld voor communicatie binnen het opgegeven bereik van de IP-adressen (toegangscontrole).

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Toegangscontrole

Opmerking

  • We bevelen aan om uitsluitend één van de volgende instellingen aan te zetten: [IPv6 Gateway adres], [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] of [DHCPv6-configuratie]. Als u ze allemaal tegelijkertijd inschakelt, wordt het IPv6-gatewayadres automatisch gewijzigd.

  • Een automatisch opgehaald IPv6-gatewayadres kan via de router worden ingesteld of volgens de DHCPv6-serverinstellingen als een van de volgende instellingen is ingeschakeld:

    • Activeer [IPv6 Gateway adres] en ofwel [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] of [DHCPv6-configuratie].

    • Activeer tegelijkertijd [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] en [DHCPv6-configuratie].

Parallelle interface

In dit gedeelte worden de instellingen in [Paral. interf.] onder het tabblad [Interface instellingen] beschreven.

Dit wordt weergegeven wanneer de IEEE 1284-interfacekaart is geïnstalleerd.

Instellingsitems

Beschrijving

Parallelle tijdsinstelling

Geef hier de tijd op voor het controlesignaal van de parallelle interface.

  • Standaardinstelling: [ACK buitenzijde]

Parallelle communicatiesnelheid

Geef hier de communicatiesnelheid voor de parallelle interface op.

  • Standaardinstelling: [Hoge snelheid]

Geselecteerd statussignaal

Geef het niveau voor het geselecteerde signaal van de parallelle interface op.

  • Standaardinstelling: [Hoog]

Invoeraccent

Geef hier aan of het invoersignaal bij ontvangst moet worden ingeschakeld.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Bidirectionele communicatie

Geef de antwoordmodus van het apparaat op een statusverzoek op vanaf de computer.

  • Standaardinstelling: [Aan]

Signaalcontrole

Geef op hoe fouten die optreden tijdens afdrukbewerkingen moeten worden afgehandeld. Normaal hoeft u dit niet te wijzigen. Wanneer u [Printerprioriteit] opgeeft, wordt de fout als zodanig naar de computer verzonden.

  • Standaardinstelling: [Prior. taakacceptatie]

Draadloos LAN

In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Wireless LAN] onder het tabblad [Interface-instellingen] beschreven.

Dit wordt weergegeven wanneer een draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd.

Verbinding maken met een draadloos LAN-netwerk

Instellingsitems

Beschrijving

Communicatiemodus

Geef de communicatiemodus van het draadloos LAN op. De volgende modi zijn mogelijk:

[802.11 Ad hoc modus]

[Infrastructuur-modus]

[Rechtstr. verbinding: Groepseigenaar modus]

[Rechtstr. verb.modus]

  • Standaardinstelling: [Infrastructuur modus]

De netwerkverbindingsmethode selecteren

SSID-instelling

Geef SSID op wanneer [Communicatiemodus][Infrastructuur-modus] of [802.11 Ad hoc modus] is.

Bij [Infrastructuur-modus] voert u de SSID van het verbonden toegangspunt op. Bij [802.11 Ad hoc modus] is de ingevoerde SSID de naam van het ad-hocnetwerk.

De tekens die kunnen worden gebruikt, zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes) en die maken onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters.

Om verbinding te maken met het toegangspunt waartoe ELKE verbinding is toegestaan, voert u in het SSID-veld blanco of "ELK" in.

Ad-hoc kanaal

Geef het kanaal op dat moet worden gebruikt wanneer [Communicatiemodus][802.11 Ad hoc modus] is. Selecteer het kanaal afhankelijk van de radiogolfstatus.

  • Standaardinstelling: [11]

Beveiligingsmethode

Geef de codering van het draadloos LAN op. Als u wilt coderen, kiest u uit WEP, WPA2-PSK of WPA2 als beveiligingsmethode. Als u WPA2 selecteert, installeert u de verificatiemethoden en het certificaat.

Zie "Veiligheidsreferentie" op onze website voor informatie over "IEEE 802.1X-verificatie configureren".

  • Standaardinstelling: [Uit]

Draadloos LAN: Eenv. installatie/Rechtstr. verbinding

Geef hier Draadloos LAN: Eenv. installatie/Rechtstr. verbinding op om verbinding te maken met toegangspunt dat WPS-compatibel is. Druk op de knop van het toegangspunt of voer de pincode in die wordt weergegeven op het apparaat in het toegangspunt op de computer voor de verbinding.

  • Standaardinstelling: [Drukknop]

Instellingen rechtstreekse verbinding

Geef hier aan om vanaf het mobiele apparaat verbinding met het apparaat te maken.

Geef de apparaatnaam, het wachtwoord en het IPv4-adres van het apparaat op voor rechtstreekse verbinding.

Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct

Draadloos LAN signaal

Geef de radiogolfstatus van het apparaat weer wanneer het apparaat is verbonden door [Communicatiemodus] als [Infrastructuur-modus] op te geven. Als de radiogolf zwak is, wijzigt u het toegangspunt om verbinding te maken of de omgeving van het apparaat te herzien.

Fabrieksinstellingen herstellen

U kunt de draadloze LAN-instellingen terugzetten naar hun standaardwaarden.

Directe verbinding

In dit gedeelte worden de instellingen in het menu [Directe verbinding] onder het tabblad [Interface-instellingen] beschreven.

Dit wordt weergegeven wanneer een draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd.

Vanaf een mobiel apparaat verbinding maken met het apparaat via de functie Wi-Fi Direct

Instellingsitems

Beschrijving

Actief/Inactief

Geef aan of Rechtstreekse verbinding: Groepseigenaar modus op actief moet worden ingeschakeld via de widget Directe verbinding op het Home-scherm.

  • Standaardinstelling: [Inactief]

Instellingen rechtstreekse verbinding

Geef hier aan om vanaf het mobiele apparaat verbinding met het apparaat te maken.

Geef de apparaatnaam, het wachtwoord en het IPv4-adres van het apparaat op voor rechtstreekse verbinding.

Vast SSID

Geef aan of SSID moet worden hersteld wanneer de rechtstreekse verbinding is ingesteld op actief.

  • Standaardinstelling: [Uit]

De interface-instellingen afdrukken

1Log in als netwerkbeheerder op het apparaat via het bedieningspaneel.

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk op [Apparaateigenschappen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op het tabblad [Systeeminstellingen][Interface instell.] om het scherm Interface-instellingen weer te geven.

5Druk op [Lijst afdrukken].

Afbeelding van bedieningspaneel

6Druk op [Starten].

7Nadat u de lijst heeft afgedrukt, drukt u op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel).