GebruikershandleidingPro C5300S/C5310S

Stempeltekst

U kunt tekst invoeren om als stempel te gebruiken.

Voorbeeld van Stempeltekst

Belangrijk

  • Deze functie kunt u niet in combinatie met de handinvoer gebruiken.

1Druk op [Bewerken/Kleur].

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk twee keer op [Stempel].

3Druk op [Stempel tekst].

4Druk op [Tekst wijzigen].

5Voer de stempeltekst in en druk vervolgens op [OK].

6Druk op [Wijzigen].

7Selecteer de gewenste stempelpositie en druk vervolgens op [OK].

Afbeelding van bedieningspaneel

8Druk op [Alle pagina's] of [Alleen 1e pagina] om de pagina te selecteren waarop de stempel dient te worden afgedrukt.

9Druk op [Stempelkleur].

10Selecteer de stempelkleur en druk vervolgens op [OK].

11Druk drie keer op [OK].

Opmerking

  • U kunt maximaal 64 tekens invoeren.

  • Als Automatisch wissen is voltooid, op [Resetten] wordt gedrukt of het apparaat wordt uitgeschakeld, wordt de tekst gewist. Om de ingevoerde tekst op te slaan, kunt u deze in een programma registreren. Voor meer informatie over programma's, zie:

  • Veelgebruikte instellingen registreren als programma (Klassieke toepassingen)

  • Afhankelijk van de stempelpositie is het mogelijk dat delen van de tekst niet worden gekopieerd.

  • Voor meer informatie over stempelposities, zie Stempels.

  • Voor meer informatie over het invoeren van tekst, zie:

  • Het invoeren van tekst (Klassieke toepassing)

  • U kunt de instellingen voor Stempeltekst wijzigen onder [Stempeltekst] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie de volgende sectie:

  • Bewerken/Stempel

Tekst en serienummers afdrukken

Voorbeeld van Stempeltekst

Selecteer [Aan] onder [Serienr. van 1e taak wijzigen] in Instellingen. Voor meer informatie over [Serienr. van 1e taak wijzigen], zie:

Bewerken/Stempel

Belangrijk

  • Deze functie kunt u niet in combinatie met de handinvoer gebruiken.

1Druk op [Bewerken/Kleur].

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk twee keer op [Stempel].

3Druk op [Stempel tekst].

4Druk op [Tekst wijzigen].

5Voer de stempeltekst in en druk vervolgens op [OK].

Stempels mogen bestaan uit maximaal 55 alfanumerieke tekens en symbolen en een nummerreeks van maximaal 9 cijfers voor een totaal van 64 tekens.

6Druk op [Startnr. wijzigen].

7Voer het nummer in waarmee u de nummering wilt beginnen en druk vervolgens op [Hekje].

Het nummer bestaat uit negen cijfers. Als u "1" invoert, wordt het nummer als "000000001" afgedrukt.

8Druk op [OK].

9Druk op [Wijzigen].

10Selecteer de gewenste stempelpositie en druk vervolgens op [OK].

Afbeelding van bedieningspaneel

11Druk op [Stempelkleur].

12Selecteer de stempelkleur en druk vervolgens op [OK].

13Druk drie keer op [OK].

Opmerking

  • Wanneer Automatisch wissen is uitgevoerd, op [Resetten] is gedrukt of het apparaat wordt uitgeschakeld, wordt de tekst gewist en het volgende nummer in de reeks weergegeven.

  • Deze functie kan niet gebruikt worden voor de functies Job reset of Kopie onderbreken. Deze functie kan tevens niet gebruikt worden voor het afdrukken van opgeslagen documenten.

  • Indien deze functie wordt gebruikt in combinatie met de functie Combineren, kan de afgedrukte afbeelding verschillen afhankelijk van de instellingen van [Paginanummering in combimodus] onder [Paginanummering]. Voor meer informatie, zie Paginanummering.

  • Voor meer informatie over Stempeltekst, zie Stempeltekst.