Handmatig een faxnummer opgeven
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u met de cijfertoetsen een faxnummer invoert.
U kunt tevens pauzes en tonen in een faxnummer invoegen.
Controleer of [Fax] is geselecteerd.
Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.

Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.] en geeft u de volgende bestemming op.
Als u het adresboek gebruikt om de volgende bestemming op te geven, drukt u op de bestemmingstoets.
Een pauze invoeren
In deze sectie wordt uitgelegd hoe u een pauze invoert.
Druk op [Pauze] tijdens het kiezen of opslaan van een nummer om een pauze van ongeveer twee seconden in te voegen.


Een pauze wordt op het display weergegeven als een "-".
U kunt ook nummers inclusief pauzes programmeren in het adresboek.
Een toon invoeren
Met deze functie kan een apparaat dat is aangesloten op een impulskieslijn toonsignalen verzenden (bijvoorbeeld wanneer u een speciale dienst wilt gebruiken op een toonkieslijn).
Wanneer u op [Toon] drukt, kiest het apparaat het nummer met behulp van toonsignalen.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de toonfunctie moet gebruiken met Direct kiezen als voorbeeld.
Een toon wordt weergegeven als een "T" op het display en de volgende nummers worden gebeld met behulp van toonsignalen.
Druk op [Dir. kiez.].

Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Druk op [Toon].
Voer het nummer in dat u via toonkiezen wilt kiezen met behulp van de cijfertoetsen.
Druk op [Starten].

Bepaalde diensten zijn wellicht ook onbereikbaar wanneer de Toon-functie wordt gebruikt.