Gebruikersstempel
Kopieert een gescande afbeelding als een stempel.

U kunt letters of afbeeldingen die u regelmatig gebruikt als gebruikersstempel opslaan. Voor meer informatie over het registreren van een gebruikersstempel, zie Een gebruikersstempel vastleggen.

Deze functie kunt u niet in combinatie met de handinvoer gebruiken.
Er kan per keer slechts één melding worden gestempeld.
Druk op [Bewerken/Kleur].

Druk twee keer op [Stempel].
Druk op [Gebruikersstempel].
Selecteer de gewenste stempel.

Druk op [Wijzigen].
Selecteer de gewenste stempelpositie en druk vervolgens op [OK].

Druk op [Alle pagina's] of [Alleen 1e pagina] om de pagina te selecteren waarop de stempel dient te worden afgedrukt.
Druk op [Stempelkleur].
Selecteer de stempelkleur en druk vervolgens op [OK].
Druk drie keer op [OK].

Voor meer informatie over stempelposities, zie Stempels.
U kunt de instellingen voor Gebruikersstempel wijzigen onder [Gebruikersstempel] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie de volgende sectie:
Een gebruikersstempel vastleggen
Met Gebruikersstempel kunt u een afbeelding vastleggen die als gebruikersstempel wordt gebruikt. Plaats het origineel van de afbeelding die u als gebruikersstempel wilt vastleggen op de glasplaat.
De hoogte van stempels mag variëren van 10 – 297 mm (0,4 – 11,7 inch) en de breedte van 10 – 432 mm (0,4 – 17,0 inch). Indien het formaat van de stempel echter de maximale afmetingen voor het gebied (5000 mm2, 7,75 inch2) overschrijdt, dan wordt dit automatisch aangepast binnen het beschikbare bereik.

: Horizontale grootte
: Verticale grootte
U kunt tot vier regelmatige gebruikte afbeeldingen in het geheugen opslaan.
Druk op het pictogram [Instellingen] op het [Home]-scherm.
Druk op [Kopieerapparaat/Document Serverinstellingen].
Druk op [Bew./Stempel].
Druk op [Stempel].
Druk op [Gebruikersstempel].
Druk op [Gebruikersstempel program./verwijder.].
Druk op het programmanummer waaronder u een stempel wilt registreren.
Druk op [Progr. / Wijz.].
Druk op [Stempelnaam/Stempelafbeelding].
Druk op het tekstvak voor een stempelnaam.
Voer de naam van de gebruikersstempel (maximaal tien karakters) in met de cijfertoetsen en druk daarna op [Gereed].
Voer de horizontale en verticale afmeting van de stempel in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets [Gereed].

Plaats het origineel voor de stempel op de glasplaat en druk vervolgens op [Scannen starten].
Druk op [Bevestigen].
Druk op [OK].
Druk op [Afsluiten].
Druk na het voltooien van de procedure op [Home] (
).

Als het stempelnummer al in gebruik is, wordt u gevraagd of u het nummer wilt overschrijven. Druk op [Ja] of [Stoppen].
U kunt een verwijderde stempel niet opnieuw oproepen.
Stempelnummers met een programmanaam bevatten al instellingen. Stempelnummers die nog niet zijn vastgelegd, worden gemarkeerd met "Niet geprogr.".
Voor meer informatie over het invoeren van tekst, zie:
Een gebruikersstempel verwijderen
Verwijdert een afbeelding die geregistreerd staat als een gebruikersstempel.
U kunt een verwijderde stempel niet opnieuw oproepen.
Druk op het pictogram [Instellingen] op het [Home]-scherm.
Druk op [Kopieerapparaat/Document Serverinstellingen].
Druk op [Bew./Stempel].
Druk op [Stempel].
Druk op [Gebruikersstempel].
Druk op [Gebruikersstempel program./verwijder.].
Druk op [Verwijderen] en druk vervolgens op het stempelnummer dat u wilt verwijderen.
Selecteer [Verwijd.]
Druk op [Bevestigen].
Druk op [Afsluiten].
Druk op [Home] (
) onderaan in het midden van het scherm.