Het printerstuurprogramma installeren voor een netwerkverbinding (macOS)
Installeer het PPD-bestand (printerstuurprogramma) onder OS X/macOS en registreer het apparaat vervolgens via Systeemvoorkeuren op de computer.

U heeft een beheerdersnaam en een wachtwoord (zin) nodig. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor meer informatie.
De laatste informatie over het betreffende besturingssysteem vindt u in het bestand "Readme.htm", dat zich in de hoofdmap van de cd-rom bevindt.

Als voorbeeld voor de instelprocedures wordt het besturingssysteem macOS 11.2 gebruikt. De werkelijke procedure kan anders zijn afhankelijk van de versie die u gebruikt.
Het PPD-bestand installeren
Plaats de cd-rom in de computer en klik op [macOS]
(merknaam) om de map [macOS PPD Installer] weer te geven.
Als u het stuurprogramma wilt installeren via het gedownloade bestand, geeft u de map op waar het gedownloade bestand zich bevindt.
Dubbelklik op het pakketbestand.

In het scherm "Introductie" klikt u op [Ga door].
In het venster "Licentie" klikt u op [Ga door] en vervolgens op [Akkoord].
Wanneer u gevraagd wordt het stuurprogramma te installeren, geeft u de installatielocatie op en klikt u op [Ga door].
Klik op [Installeren].
Voer de naam en het wachtwoord van de beheerder in en klik op [Install Software].

De installatie van het PPD-bestand begint.
Als de installatie klaar is, klikt u op [Sluit].
Het apparaat registreren in [Printers en scanners]
Registreer het PPD-bestand van het apparaat in Systeemvoorkeuren om afdrukken mogelijk te maken.
Selecteer [Systeemvoorkeuren...] uit het Apple-menu.
Klik op [Printers en scanners].
Klik op [+].

Klik op
(IP) en configureer de gegevens van het apparaat.

Adres: Voer hier het IP-adres van het apparaat in.
Protocol: Selecteer [HP Jetdirect - Socket].
Gebruik: Controleer of de apparaatnaam wordt weergegeven. Als "Standaard-PostScript-printer" wordt weergegeven, kan het opgegeven IP-adres incorrect zijn.
Als "Standaard-PostScript-printer" wordt weergegeven terwijl het IP-adres correct is
Controleer de netwerkverbinding van het apparaat en de computer, en registreer opnieuw.
Wanneer het apparaat is verbonden met een bekabeld LAN
Controleer of de kabel correct op het apparaat is aangesloten.
Wanneer het apparaat is verbonden met een draadloos LAN
Controleer de status van het draadloze signaal op het apparaat en controleer op eventuele andere problemen.
Klik op [Voeg toe].
Het voortgangsscherm wordt weergegeven.
Indien het voortgangsscherm na enige tijd niet verdwijnt, klikt u op [Configureer...] en configureert u de optieconfiguratie van de printer. Voor de procedure van de optieconfiguratie, zie De optie-instellingen opgeven.
Controleer of de apparaatnaam is toegevoegd aan het scherm [Printers en scanners].

Sluit het scherm Systeemvoorkeuren af.
De optie-instellingen opgeven
Indien de optieconfiguratie van het apparaat niet automatisch wordt weergegeven, kiest u de optie die op het apparaat is geïnstalleerd in [Printers en scanners].
Selecteer [Systeemvoorkeuren...] uit het Apple-menu.
Klik op [Printers en scanners].
Selecteer het apparaat uit de lijst en klik op [Opties en toebehoren...].

Klik op [Opties], selecteer de optie die op het apparaat is geïnstalleerd en klik vervolgens op [OK].
Indien de bruikbare opties niet worden weergegeven, is het IP-adres onjuist opgegeven of is het PPD-bestand niet juist geregistreerd. Om het IP-adres in te voeren of het PPD-bestand te registreren, zie Het apparaat registreren in [Printers en scanners].
Sluit het scherm Systeemvoorkeuren af.

Als de optie die u wilt selecteren niet wordt weergegeven, zijn de PPD-bestanden mogelijk niet goed geconfigureerd. Om de configuratie te voltooien, controleert u of de naam van het PPD-bestand wordt weergegeven in het dialoogvenster.
Als voorbeeld voor de instelprocedures wordt het besturingssysteem macOS 11.2 gebruikt. De werkelijke procedure kan anders zijn afhankelijk van de versie die u gebruikt.