GebruikershandleidingIM C530 series

Toegangscontrole

De beheerder kan apparaten of protocollen beperken die met de printer/MFP kunnen worden verbonden om onopzettelijke toegang te voorkomen.

De IP-adressen beperken van waaruit apparaten toegang hebben tot het apparaat (toegangscontrole)

Als u bijvoorbeeld een IP-adresbereik opgeeft van "192.168.15.1" tot "192.168.15.99", dan kan er géén toegang tot het apparaat worden verkregen vanaf de IP-adressen van 192.168.15.1 tot 99.

Afbeelding van toegangscontrole

Ongebruikte protocollen uitschakelen

De protocolinstelling kan worden gewijzigd via het bedieningspaneel, in Web Image Monitor of door andere instellingsmethoden te gebruiken. De protocollen kunnen afzonderlijk worden geconfigureerd afhankelijk van de methode. Controleer het te configureren protocol in Lijst met protocolinstellingsmethoden en volg de instructie.

Afbeelding van toegangscontrole

IP-adressen beperken van waaruit apparaten toegang hebben tot het apparaat

Stel met behulp van Web Image Monitor het bereik van de IP-adressen in die toegang hebben tot het apparaat.

Belangrijk

  • U kunt de toegang beperken vanuit de volgende protocollen.

    • LPR, RCP/RSH, FTP, Bonjour, SMB, WSD (Device), WSD (printer), IPP, DIPRINT, RHPP, snmp, telnet

  • Het apparaat beperkt ook de toegang vanuit Web Image Monitor.

1Log via Web Image Monitor in op het apparaat als de beheerder.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Klik in het menu [Apparaatbeheer] op [Configuratie].

3Klik op [Toegangscontrole] in de categorie [Beveiliging].

4Geef het bereik van IP-adressen op dat toegang heeft tot het apparaat.

  • Om het IPv4-adres op te geven, voert u in [Toegangscontrole bereik] een bereik in dat toegang tot het apparaat heeft.

  • Als u een IPv6-adres wilt opgeven, selecteert u [Bereik] of [Mask] in [Toegangscontrole bereik] en voert u een bereik in waarmee u toegang heeft tot het apparaat.

5Klik op [OK].

6Log uit bij het apparaat en sluit vervolgens de webbrowser.

Lijst met protocolinstellingsmethoden

U kunt de protocolinstellingsmethoden in de volgende lijst bekijken:

  • 1: Bedieningspaneel 2: Web Image Monitor 3: telnet 4: Device Manager NX 5: Remote Communication Gate S

Protocol/Poort

Instellingsmethode

Functie die niet kan worden gebruikt wanneer Protocol/Poort uitgeschakeld is

IPv4

-

1, 2, 3

Alle toepassingen die via IPv4 worden uitgevoerd

(Als u gebruikmaakt van IPv4-verzending, kan dit niet worden uitgeschakeld via Web Image Monitor.)

IPv6

-

1, 2, 3

Alle toepassingen die via IPv6 worden uitgevoerd

FTP

TCP:21

2, 3, 4, 5

Verzendingen waarvoor FTP nodig is

(Via de instellingen op het bedieningspaneel kunt u alleen voorkomen dat persoonlijke gegevens worden weergegeven.)

telnet

TCP:23

2, 4

Verzendingen waarvoor telnet vereist is

HTTP

TCP:80

2, 3

Verzendingen waarvoor HTTP vereist is

Afdrukken met behulp van IPP op poort 80

HTTPS

TCP:443

2, 3

Verzendingen waarvoor HTTP vereist is

(U kunt via het bedieningspaneel of Web Image Monitor instellingen opgeven, zodat alleen SSL-verzending toegestaan is en niet-SSL-verzending geweigerd wordt.)

SNMPv1-v2

UDP:161

2, 3, 4, 5

Verzendingen waarvoor SNMPv1/v2 vereist is

(Met behulp van het bedieningspaneel, Web Image Monitor of telnet kunt u SNMPv1/v2 zo instellen dat configuratie verboden is en het alleen-lezen wordt.)

SNMPv3

UDP:161

2, 3, 4, 5

Verzendingen waarvoor SNMPv3 vereist is

(Met behulp van het bedieningspaneel, Web Image Monitor of telnet kunt u instellingen opgeven, zodat alleen verzending met SNMPv3-codering is toegestaan en verzending zonder SNMPv3-codering wordt geweigerd.)

RSH/RCP

TCP:514

2, 3, 4, 5

Verzendingen waarvoor RSH vereist is

Netwerk-TWAIN

(Via de instellingen op het bedieningspaneel kunt u alleen verbieden dat persoonlijke gegevens worden weergegeven.)

LPR

TCP:515

2, 3, 4, 5

Verzendingen waarvoor LPR vereist is

(Via de instellingen op het bedieningspaneel kunt u alleen beperken dat persoonlijke gegevens worden weergegeven.)

IPP

TCP:631

2, 3, 4, 5

Verzendingen waarvoor LPR vereist is

Bonjour

UDP:5353

2, 3

Verzendingen waarvoor Bonjour vereist is

DIPRINT

TCP:9100

2, 3, 4, 5

Verzendingen waarvoor DIPRINT vereist is

RFU

TCP:10021

1, 3

Firmware op afstand bijwerken

WSD (apparaat)

TCP:53000 (variabel)

2, 3

Verzendingen waarvoor WSD (apparaat) vereist is

Opmerking

  • WS-Discovery (TCP:3702, UDP:3702) werkt ook.

WSD (printer)

TCP:53001 (variabel)

2, 3

Verzendingen waarvoor WSD (printer) vereist is

Opmerking

  • Voor meer informatie over de telnet-opdracht, zie onze website.

  • Voor meer informatie over de instellingen in Device Manager NX of Remote Communication Gate S, zie de Gebruikershandleiding van iedere tool.

Ongebruikte protocols uitschakelen met behulp van het bedieningspaneel

1Log in als beheerder op het apparaat via het bedieningspaneel.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk in het instellingenscherm op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Netwerk/Interface][Actief protocol].

5In de lijst naast ongebruikte protocollen selecteert u [Inactief].

Afbeelding van bedieningspaneel

6Druk op [OK].

7Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel), en log vervolgens uit bij het apparaat.

Ongebruikte protocollen uitschakelen met behulp van Web Image Monitor

1Log via Web Image Monitor in op het apparaat als de beheerder.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Klik in het menu [Apparaatbeheer] op [Configuratie].

3Klik op [Netwerkbeveiliging] in de categorie [Beveiliging].

4Geef de uit te schakelen protocollen op of de poortnummers die moeten worden gesloten.

5Klik op [OK].

6Log uit bij het apparaat en sluit vervolgens de webbrowser.