GebruikershandleidingIM 550/600 series

Bestand doorzenden

In dit gedeelte worden de instellingen in het tabblad [Bestand doorzenden] onder [Systeeminstellingen] beschreven.

De Instellingen gebruiken

Instellingsitems

Beschrijving

SMTP Server

Geef hier op of de SMTP-servernaam, het poortnummer of SSL moet worden gebruikt.

Voer de hostnaam of het IPv4-adres in de servernaam in.

  • Standaard

    • Poortnummer: [25]

    • SSL: [Uit]

De instellingen configureren voor het verzenden van e-mails vanaf het apparaat

SMTP-verificatie

Geef op of SMTP-verificatie moet worden in- of uitgeschakeld.

  • Standaardinstelling: [Uit]

Wanneer u [Aan] selecteert, moet u de volgende verificatiegegevens opgeven:

  • Gebruikersnaam

    Geef de gebruikersnaam op voor SMTP-verificatie.

    Afhankelijk van het SMTP-servertype, moet "Gebruikersnaam" worden ingevoerd als "user name@realm". Wanneer u gebruikmaakt van internetfaxen, geeft u hetzelfde account op als [E-mailadres beheerder].

  • E-mailadres

    Voer het e-mailadres van de STMP-verificatiegebruiker in.

  • Wachtwoord

    Geef het wachtwoord op voor SMTP-verificatie.

  • Codering

    Geef "Versleuteling" op zoals hieronder wordt beschreven overeenkomstig de verificatiemethode van de SMTP-server.

    • PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5, DIGEST-MD5: [Automatisch]

    • CRAM-MD5, DIGEST-MD5: [Aan]

    • PLAIN, LOGIN: [Uit]

    • Standaardinstelling: [Autom.]

POP voor SMTP

Geef op of u POP-verificatie wilt in- of uitschakelen (POP voor SMTP).

  • Standaardinstelling: [Uit]

Wanneer u [Aan] selecteert, moet u de volgende verificatiegegevens opgeven:

  • Wachttd na verif.

    Geef de wachttijd op voordat verbinding wordt gemaakt met een SMTP-server na POP3-serververificatie. Voer een waarde in tussen 0 en 10.000 milliseconden.

  • Gebruikersnaam

    Geef de gebruikersnaam op voor POP3-serververificatie.

  • E-mailadres

    Voer hier het e-mailadres van de POP3-serververificatiegebruiker in.

  • Wachtwoord

    Voer het wachtwoord in dat wordt gebruikt voor POP3-serververificatie.

Opmerking

  • Voordat u [POP voor SMTP] opgeeft, moet u [POP3- / IMAP4-instellingen] en [E-mail-communicatiepoort] opgeven.

Ontvangstprotocol

Geef het ontvangstprotocol op voor internetfaxen.

  • Standaardinstelling: [POP3]

POP3- / IMAP4-instellingen

Geef de POP3/IMAP4-servernaam op. De opgegeven serverinformatie wordt gebruikt voor ontvangst van internetfaxen of verificatie via POP voor SMTP.

Voer de hostnaam of het IPv4-adres in de servernaam in. Om het wachtwoord te coderen, selecteert u [Automatisch] of [Aan] afhankelijk van de POP-serverinstellingen.

E-mailadres beheerder

Geef het e-mailadres van de beheerder van het apparaat op. Dit e-mailadres wordt gebruikt als [Afzender] voor het verzenden van een e-mail onder de scannerfunctie of het adres van de afzender van de e-mail met de foutmelding. Bij het uitvoeren van SMTP-authenticatie voor de internetfaxfunctie wordt dit adres in het vak "Van:" weergegeven.

E-mail communicatiepoort

Geef het poortnummer op voor de POP3-/IMAP4-server die voor internetfaxontvangst wordt gebruikt. Het POP3-poortnummer wordt gebruikt voor [POP voor SMTP].

  • Standaard

    • POP3: [110]

    • IMAP4: [143]

E-mail ontvangstinterval

Geef aan of internetfaxen automatisch moeten worden ontvangen. U kunt ook het tijdsinterval opgeven om contact op te nemen met de server (2 tot 1440 minuten).

  • Standaard: [Aan]: [15 minuten]

Maximale ontvangstgrootte e-mail

Hier kunt u de maximale grootte van te ontvangen e-mail opgeven voor internetfaxen.

Voer een formaat in van 1 tot 50 MB in stappen van één megabyte. De e-mail, waarvan de grootte meer dan 4 MB is, kan worden ontvangen wanneer het apparaat is uitgerust met extra fax-geheugen.

  • Standaard: [2MB]

E-mailopslag in server

Geef aan of u de per internetfax ontvangen e-mails wilt opslaan op de server. U kunt opgeven dat alleen moet worden opgeslagen als zich een fout voordoet.

  • Standaardinstelling: [Uit]

Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden)

Geef gebruikersnamen en wachtwoorden op die nodig zijn om de gedeelde mappen te verifiëren bij het verzenden van de mappen met de scannerfunctie. Als er geen verificatie-informatie is opgegeven voor de mapbestemming in het adresboek, of als er geen verificatie-informatie is opgegeven op het verificatiescherm voor directe verzending, wordt de verificatie-informatie gebruikt die is opgegeven met standaardgebruikersnaam/-wachtwoord (verzenden).

U kunt de verificatie-informatie voor het SMB-protocol en het FTP-protocol afzonderlijk opgeven.

Documenten scannen en de gescande gegevens naar een map verzenden

Progr/Wijz/Verw. e-mailbericht

Geef een e-mailbericht op om het op het apparaat te verzenden. U kunt maximaal 5 tekstconstructies registreren.

Het onderwerp en bericht bewerken bij het verzenden van het gescande document per e-mail

Naam afzender autom. specificeren

Geef aan of de [Afzender] moet worden opgegeven wanneer een e-mail op het apparaat wordt verzonden. Wanneer u [Aan] opgeeft, wordt het adres dat is opgegeven bij [E-mailadres beheerder] gebruikt als het adres van de afzender als u de [Afzender] niet opgeeft.

  • Standaardinstelling: [Uit]

Faxe-mailaccount

Geef aan of de internetfax moet worden ontvangen. Als u de fax wilt ontvangen, geeft u e-mailadres, gebruikersnaam en wachtwoord op. Wanneer [Aan] is opgegeven voor [Systeeminstellingen][Bestand doorzenden][Naam afzender autom. specificeren], wordt het e-mailadres dat hier is opgegeven gebruikt als de afzender als er geen afzender is opgegeven bij het verzenden van een internetfax.

  • Standaardinstelling: [Niet ontvangen]

Intervaltijd Scanner opnieuw zenden

Geef de interval voor het opnieuw verzenden op wanneer u geen e-mail kunt verzenden naar het adres dat is opgegeven bij E-mail onder de functie Scanner (60 tot 900 seconden).

  • Standaardinstelling: [300 seconde(n)]

Deze instelling geldt niet voor de functie WSD-[Scanner (klassiek)].

Aant.keren opn.verz. Scan.

Geef aan of een e-mail opnieuw moet worden verzonden wanneer u geen e-mail kunt verzenden naar het adres dat is opgegeven bij E-mail onder de functie Scanner. Geef het aantal keren op dat u opnieuw wilt verzenden (1 tot 99).

  • Standaard: [Aan]: [3 keer]

Deze instelling geldt niet voor de functie WSD-[Scanner (klassiek)].

Auto. e-mailmelding

Geef aan of de foutmelding naar het e-mailadres van de beheerder moet worden verzonden.

  • Standaardinstelling: [Aan]