GebruikershandleidingIM 350/430 series

Faxdocumenten verzenden met behulp van LAN-fax

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met behulp van Windows-toepassingen gemaakte faxdocumenten kunt verzenden.

Om een fax te verzenden, selecteert u [Afdrukken...] in een Windows-toepassing, en daarna [LAN-Fax Generic] als printer en geeft u vervolgens een bestemming op in het dialoogvenster [LAN-Fax].

Open een bestaand document dat u wilt verzenden.

Voor meer informatie, zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma. Zie De Help-informatie bij het LAN-faxstuurprogramma lezen.

Bij het rechtstreeks invoeren van een bestemming of het gebruik van de bestemmingslijst van de LAN-fax om een bestemming op te geven, kunt u geen mapbestemming opgeven. Als u een e-mailbestemming wilt opgeven, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat dat u als LAN-fax-stuurprogramma gebruikt, klikt u op [Eigenschappen van printer], en klikt u vervolgens op [E-mail inschakelen] op het tabblad [Opties].

1Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...].

2Selecteer [LAN-Fax Generic] in de lijst.

3Klik op [Afdrukken].

De instelprocedure is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. In alle gevallen selecteert u [LAN-Fax Generic] als printer.

4Geef de bestemming op.

Als u het adresboek van LAN-fax wilt gebruiken, selecteert u bestemmingen in de lijst op het tabblad [Adresboek].

Als u handmatig bestemmingen wilt invoeren, kunt u dit doen op het tabblad [Bestemming specificeren].

5Geef de gewenste opties op, bijvoorbeeld [Op een specifiek tijdstip verzenden] en [Resultaat e-mailverzending].

6Klik op [Send] (Verzenden).

Als u op [Afdrukken & verzenden] klikt, wordt de fax naar de bestemming verzonden en drukt het apparaat een kopie van het verzonden document af. U kunt de afbeeldingen van verzonden faxen controleren.

Bestemmingen in het adresboek van het apparaat opgeven met behulp van registratienummers

Voor meer informatie, zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma.

1Klik op het tabblad [Bestemming specificeren].

2Vink het vakje [Gebruik apparaatadres] aan.

3Geef het registratienummer van het adresboek op in het vak [Apparaat adres:].

4Klik op [Als bestemming instellen].

5Als u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u stap 3 en 4.

Een faxnummer opnieuw invoeren om de bestemming te bevestigen

Als de functie voor het opnieuw invoeren van het faxnummer op het apparaat uitgeschakeld is, vereist het LAN-faxstuurprogramma ook dat u, voordat de fax wordt verstuurd, het faxnummer opnieuw invoert om de bestemming te bevestigen.

1Klik op het tabblad [Bestemming specificeren].

2Voer het faxnummer in en klik op [Als bestemming instellen].

3Voer het faxnummer opnieuw in en druk vervolgens op [OK].

De bestemming voorafgaand aan verzending tonen

Als het apparaat zo is geconfigureerd dat de opgegeven bestemming opnieuw wordt weergegeven, geeft het LAN-faxstuurprogramma ook de opgegeven bestemming opnieuw weer waardoor u de bestemming kan bevestigen voordat de fax wordt verstuurd.

1Geef de bestemming op en klik op [Verzenden].

2Controleer de opgegeven bestemming.

Klik op [OK] om de verzending te starten.

Als u de bestemming wilt wijzigen, drukt u op [Annuleren] en wijzigt u de instellingen.

Opmerking

  • Het apparaat kan documenten vasthouden die verzonden zijn met behulp van een LAN-faxstuurprogramma als te verzenden bestanden. Voor meer informatie over het opslaan van documenten raadpleegt u het helpbestand van het LAN-fax-stuurprogramma. Zie De Help-informatie bij het LAN-faxstuurprogramma lezen.

  • Voor de maximale waarden van de volgende items, zie Maximumwaarden.

    • Het aantal bestemmingen dat u kunt opgeven per bestand

    • Aantal documenten dat vanaf een LAN-faxstuurprogramma is verzonden dat het apparaat kan vasthouden als bestanden die moeten worden verzonden

    • Maximum aantal cijfers voor een bestemming

  • Als de computer en het apparaat via USB 2.0 met elkaar zijn verbonden, wordt mogelijk de foutmelding "Het afdrukken van dit document is mislukt" weergegeven, zelfs als de afdruktaak correct naar het apparaat is verzonden. Als dit gebeurt, controleer dan het verzendresultaat van de afdruktaak op het bedieningspaneel van het apparaat. Zie Faxverzendresultaten controleren (Status verzendingsbestand) voor meer informatie over het controleren van het verzendresultaat.