De beheerder registreren voordat het apparaat wordt gebruikt
Met de beheerder wordt een speciale gebruiker bedoeld die de bevoegdheid heeft om diverse informatie en instellingen van het apparaat te beheren. Om het apparaat veilig te gebruiken, moet de beheerder worden geregistreerd en mag alleen de beheerder de belangrijke instellingen configureren, zoals het registreren van gebruikers en de beveiligingsinstellingen.
Overzicht van beheerdersrechten
De beheerder is verantwoordelijk voor het volgende:
Gebruikersbeheer: Deze persoon beheert de gegevens die in het adresboek zijn geregistreerd. U kunt gebruikers aan het adresboek toevoegen en de geregistreerde gegevens wijzigen.
Apparaatbeheerder: Deze persoon beheert voornamelijk de initiële apparaatinstellingen. U kunt de instellingen zodanig onfigureren dat de initiële instellingen voor elke functie alleen door de beheerder kunnen worden gewijzigd.
Netwerkbeheerder: Deze persoon beheert de instellingen voor de verbinding met het netwerk.
Bestandsbeheerder: Deze persoon beheert de toegang tot opgeslagen bestanden. U kunt de instellingen zodanig opgeven dat alleen geregistreerde gebruikers of toegestane gebruikers de bestanden die in het apparaat zijn opgeslagen, kunnen weergeven of bewerken.
Workflow voor de registratie van de beheerder
Activeer beheerdersverificatie.
Activeer de functie Beheerdersverificatie van het apparaat vanuit [Instellingen].
Inloggen op het apparaat als beheerder
Voer de log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord van de beheerder in om op het apparaat in te loggen.
De beheerder registreren of wijzigen
De beheerder registreren of wijzigen.
![]()
De beheerder wordt onderscheiden van de gebruikers die geregistreerd staan in het adresboek. Een log-in gebruikersnaam die in het adresboek is geregistreerd, kan niet als beheerder worden gebruikt.
De supervisor heeft de bevoegdheid om de beheerder te beheren. Wanneer de beheerder wordt gewijzigd, kan de supervisor het log-in wachtwoord resetten. Er is slechts één supervisor.
Beheerdersverificatie activeren
Een beheerder kan het apparaat beheren door de beheerfunctie te activeren in [Beheerdersverificatie management]. Selecteer of de beheerfunctie moet worden geactiveerd op basis van de te beheren informatieomvang en geef vervolgens het toegestane bereik van de initiële instellingen per gebruiker op.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen] op het instellingenscherm.

Druk op [Systeeminstellingen]
[Beheerderstoepassingen]
[Beheerdersverificatiebeheer] om het instellingenscherm voor beheerdersrechten weer te geven.
Druk op de beheerdersbevoegdheid om beheerdersverificatie te activeren.

Druk op [Aan], selecteer de items die u wilt beheren, en druk vervolgens op [OK].

De geselecteerde items kunnen niet door gebruikers worden gewijzigd.
Gebruikersmanagement
Beheerderstoepassingen: Hiermee beperkt u voornamelijk de instellingen voor het adresboek.
Apparaat management
Alg. eigenschappen: Hiermee beperkt u de instellingen voor het bedieningspaneel en de papieruitvoerlade.
Instell. papierlade: Hiermee beperkt u de instellingen voor het formaat en het type papier dat in de papierlade is geplaatst.
Tijd instellingen: Hiermee beperkt u de instellingen voor de tijd en de gebruiksuren.
Interface instellingen: Hiermee beperkt u de instellingen voor het netwerk.
Bestand doorzenden: Hiermee beperkt u de instellingen voor de verzend- en ontvangstfunctie van e-mail.
Beheerder toepassingen: Hiermee beperkt u voornamelijk de instellingen voor het apparaat.
Onderhoud: Hiermee beperkt u de instellingen voor afdrukcorrectie.
Netwerk management
Beperk de instellingen met betrekking tot het netwerk.
Bestandsmanagement
Beheerderstoepassingen: Beperk de instellingen voor de bestandsbeveiliging.
Herhaal stappen 4 en 5 om de andere bevoegdheden te configureren.
Druk na het voltooien van de procedure op [Home] (
).
Inloggen op het apparaat als beheerder
Log in als beheerder via [Apparaateigenschappen] op het bedieningspaneel.
Om voor de eerste keer op het apparaat in te loggen, logt u in als beheerder 1. Raadpleeg de meegeleverde handleiding voor de log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen] op het instellingenscherm.
Druk op [Inloggen].

Druk op [Login], en voer vervolgens de login gebruikersnaam en login wachtwoord van de beheerder in.
Wanneer u inlogt, wordt het gebruikerspictogram en "Apparaatbeheerder" weergegeven in de linkerbovenhoek van het scherm.

Om een andere beheerder dan uzelf te registreren of te wijzigen, volgt u de procedures die beschreven staan in De beheerdersinstellingen wijzigen.
Na het voltooien van de procedure drukt u op [Uitloggen].
De beheerdersinstellingen wijzigen
De beheerder kan zijn/haar log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord wijzigen.
Log in als beheerder op het apparaat via het bedieningspaneel.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen] op het instellingenscherm.

Druk op [Systeeminstellingen]
[Beheerderstoepassingen]
[Beheerder programmeren/wijzigen] om het instellingsscherm voor de beheerder weer te geven.
Druk op [Apparaatbeheerder].

Druk op [Wijzigen] om de log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord op te geven.
Wanneer de beheerder het apparaat beheert met software die SNMPv3 ondersteunt, zoals Device Manager NX, dan moet u het wachtwoord opgeven om de communicatie te coderen.
Druk op [OK]
[Afsluiten].
U wordt automatisch uitgelogd.
De supervisor wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de log-in gebruikersnaam en het wachtwoord van de supervisor kunt wijzigen.
Hiervoor moet u de rechten van de gebruikersbeheerder inschakelen via de instellingen onder "Beheerdersverificatiebeheer". Voor meer informatie, zie Beheerdersverificatie activeren.
Log in op het bedieningspaneel van het apparaat als supervisor.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen] op het instellingenscherm.

Druk op [Systeeminstellingen]
tabblad [Beheerder toepassingen]
[Beheerder programmeren/wijzigen] om het instellingsscherm voor de beheerder weer te geven.
Druk op [Supervisor].

Druk op [Wijzigen] voor "Log-in gebruikersnaam".
Voer de log-in gebruikersnaam in en klik vervolgens op [OK].
Druk op [Wijzigen] voor "Log-in wachtwoord".
Geef het log-in wachtwoord op en druk op [OK].
Voer het log-in wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen en druk vervolgens op [OK].
Druk op [OK]
[Afsluiten].
U wordt automatisch uitgelogd.
Het wachtwoord van een beheerder wijzigen
Alleen de supervisor heeft de bevoegdheid om het wachtwoord van een beheerder te wijzigen. Als de beheerder zijn wachtwoord vergeet of zijn wachtwoord wil wijzigen, moet de supervisor het wachtwoord resetten.
Raadpleeg de meegeleverde handleiding voor de log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord.
![]()
Vergeet niet de log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord van de supervisor. Wanneer u die vergeet, moet u de fabrieksinstellingen herstellen, waardoor u gegevens verliest.
Log in op het bedieningspaneel van het apparaat als supervisor.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen] op het instellingenscherm.

Druk op [Systeeminstellingen]
[Beheerderstoepassingen]
[Beheerder programmeren/wijzigen]
[Apparaatbeheerder] om het instellingsscherm voor de beheerder weer te geven.
Druk op [Wijzigen] voor "Log-in wachtwoord", en geef de log-in wachtwoord.

Druk op [OK]
[Afsluiten].
U wordt automatisch uitgelogd.
Bruikbare tekens voor gebruikersnamen en wachtwoorden
De volgende tekens kunnen voor log-in gebruikersnamen en wachtwoorden gebruikt worden: Namen en wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig.
Hoofdletters: A t/m Z (26 tekens)
Kleine letters: a t/m z (26 tekens)
Cijfers: 0 t/m 9 (10 tekens)
Symbolen: (spatie) ! " # $ % & ' ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _` { | } ~ (33 tekens)
Log-in gebruikersnaam
Mag geen spaties, dubbele punten of aanhalingstekens bevatten.
Mag niet leeg blijven.
Mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
De gebruikersnaam van een beheerder dient andere tekens dan numerieke tekens (cijfers) te bevatten wanneer de gebruikersnaam max. 8 tekens bevat. Wanneer de gebruikersnaam alleen uit cijfers bestaat, dient hij langer te zijn dan 9 tekens.
Log-in wachtwoord
De maximale lengte voor wachtwoorden van beheerders en supervisors is 32 tekens. Voor gebruikers is dit 128 tekens.
Er gelden geen beperkingen voor de tekens die gebruikt kunnen worden in een wachtwoord. Om veiligheidsredenen raden we u aan om wachtwoorden te maken die bestaan uit hoofdletters en kleine letters, cijfers en symbolen. Een wachtwoord dat uit vele tekens bestaat, kan minder snel door anderen geraden worden.
U kunt in [Wachtwoordbeleid] in [Uitgebreide beveiliging] een wachtwoord opgeven dat bestaat uit hoofdletters of kleine letters, cijfers en symbolen. Ook kunt u opgeven uit hoeveel tekens het wachtwoord ten minste moet bestaan.