Stel de naam van het apparaat in, de prioriteitslade, de voor-/achterbladlade en de tussenbladlade.
Opmerking
Voer de naam van het apparaat in (maximaal 31 tekens).
Opmerking
Voer met maximaal 31 tekens een korte toelichting in over het apparaat.
Voer de locatie van het apparaat in (maximaal 32 tekens).
Geef aan of spoolafdrukken actief of inactief is.
Deze optie verschijnt alleen als spoolafdrukken door het apparaat wordt ondersteund.
Opmerking
Geef aan of de toegang via het bedieningspaneel van de printer moet worden beperkt. Als dit het geval is, selecteert u een beveiligingsniveau.
Als de bescherming is ingeschakeld, kunnen er geen items op het bedieningspaneel worden gewijzigd.
Deze optie verschijnt alleen als de printerfunctie door het apparaat wordt ondersteund.
Opmerking
Selecteer het prioriteitstaaktype voor het apparaat.
Als er bijvoorbeeld een taak via de kopieerapparaatfunctie wordt verzonden met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat en er een taak wordt verzonden vanaf een clientcomputer, wordt de taak van de clientcomputer eerst afgedrukt als Printer is geselecteerd voor Prioriteit bij gelijktijdige opdrachtuitvoering.
Opmerking
Geeft prioriteit aan taken die zijn verzonden via de modus die is geselecteerd op het bedieningspaneel van het apparaat.
Geeft prioriteit aan taken die zijn verzonden met de onderbrekingsfunctie. De huidige afdruktaak wordt onderbroken nadat het aantal vellen dat is opgegeven op het bedieningspaneel van het apparaat is afgedrukt.
Geen prioriteitsinstelling. Taken worden afgedrukt in de volgorde waarin deze zijn verzonden.
Geeft prioriteit aan taken die zijn verzonden met de kopieerapparaatfunctie en taken die zijn verzonden vanaf de documentserver van de het apparaat.
Geeft prioriteit aan taken die zijn verzonden met de faxfunctie.
Geeft prioriteit aan taken die zijn verzonden met de printerfunctie.
Geef een tijdsperiode op die moet zijn verstreken voordat het apparaat overschakelt naar de functie die is geselecteerd in Prioriteit bij gelijktijdige opdrachtuitvoering.
Geef op hoe lang moet worden gewacht (3 tot 30 seconden) totdat naar de geselecteerde functie wordt overgeschakeld.
Er wordt direct naar de geselecteerde functie overgeschakeld.
Selecteer hoe u een afdruktaak wilt stoppen al u op "Stoppen" op het bedieningspaneel drukt.
Alle afdruktaken worden tijdelijk geannuleerd. Op de pagina Taakbeheer op het bedieningspaneel kunt u de taak opgeven die u wilt annuleren.
Alleen taken die worden verwerkt, worden geannuleerd.
Geef aan of u het IP-adres van het apparaat op het bedieningspaneel wilt weergeven.
Opmerking
Geef aan of gebruikers het mediaslot van het apparaat mogen gebruiken.
Opmerking
Geef op of gebruikers gescande gegevens mogen opslaan op een USB-geheugenapparaat of een SD-kaart via het mediaslot.
Geef aan of gebruikers gegevens vanaf een USB-geheugenapparaat of een SD-kaart mogen afdrukken via het mediaslot.
U kunt de Compatibel ID-instelling in- of uitschakelen.
Converteert alle PDF-bestanden die in het apparaat zijn gegenereerd naar PDF/A-bestanden.
Opmerking
Geef op of de functie 'Inschakelen op afstand' moet worden ingeschakeld.
Deze functie stelt u in staat om het apparaat op afstand in te schakelen door verzending van een Wake-on-LAN (WOL)-pakket.
Geef op of gebruikers worden toegestaan opgeslagen bestanden af te drukken van Web Image Monitor.
Opmerking
Als er alleen toepassingen worden gebruikt die zonder het apparaat draaien (printer-/kopieerapparaat-/scannerfuncties) zal het selecteren van Aan (energiespaarstand) het stroomverbruik verminderen. In deze modus zal het enige tijd duren voordat het apparaat naar de normale modus terugkeert.
Selecteer de prioriteitslade voor elke functie.
Papierladeprioriteit is de lade die meteen wordt geselecteerd als het apparaat in wordt geschakeld en als Automatisch selecteren is geselecteerd als papierbron in een taak.
Opmerking
Selecteer de prioriteitslade die u wilt gebruiken voor de kopieerfunctie.
Selecteer de prioriteitslade die u wilt gebruiken voor de faxfunctie.
Selecteer de prioriteitslade die u wilt gebruiken voor de printerfunctie.
Voor-/achterbladlade wordt alleen weergegeven wanneer het apparaat een voor-/achterbladfunctie heeft.
Geef aan of de voor-/achterbladlade moet worden ingesteld.
Als u de voorbladlade instelt, dient u eerst de papierlade te selecteren die u voor de voorbladen wenst te gebruiken.
Opmerking
Geef aan of u de lade wilt gebruiken voor dubbelzijdig afdrukken.
Zelfs wanneer Aan is geselecteerd, is de lade mogelijk niet geschikt voor duplexafdrukken, afhankelijk van het type en de dikte van het papier dat erin wordt geplaatst.
Opmerking
Bepaal wanneer de voorbladlade moet worden weergegeven in het kopieerfunctiescherm op het bedieningspaneel van het apparaat.
De voorbladindicatie verschijnt bij het lade-item als de voorbladfunctie geselecteerd is.
De indicatie voor de voorbladlade verschijnt altijd bij het lade-item.
Tussenbladlade wordt alleen weergegeven wanneer het apparaat een tussenbladfunctie heeft.
Geef aan of de tussenbladlade moet worden ingesteld.
Als u de tussenbladlade instelt, dient u eerst de papierlade te selecteren die u voor de tussenbladen wenst te gebruiken.
Opmerking
Geef aan of u de lade wilt gebruiken voor dubbelzijdig afdrukken.
Zelfs wanneer Aan is geselecteerd, is de lade mogelijk niet geschikt voor duplexafdrukken, afhankelijk van het type en de dikte van het papier dat erin wordt geplaatst.
Opmerking
Bepaal wanneer de tussenbladlade moet worden weergegeven in het kopieerfunctiescherm op het bedieningspaneel van het apparaat.
De tussenbladindicatie verschijnt bij het lade-item als de tussenbladfunctie geselecteerd is.
De indicatie voor de Tussenbladlade verschijnt altijd bij het lade-item.
VernieuwenKlik hierop om de momenteel weergegeven informatie bij te werken.
Opmerking
Klik hierop om de instellingen door te voeren.
Klik hierop om de instellingen te annuleren.