Tabblad TIFF
Status/Informatie > Taak > Web Printing Tool > TIFF
Status/Informatie > Taak > Web Printing Tool > Bestand > Individ. best.inst. > TIFF

Configureer afdrukinstellingen voor TIFF-, CALS- en JPEG-gegevens.

Offset X-as:

Specificeer de verschuiving van de X-as voor het beginpunt van het tekengebied in stappen van 1 mm tussen -100 en 100 mm.

Offset Y-as:

Specificeer de verschuiving van de Y-as voor het beginpunt van het tekengebied in stappen van 1 mm tussen -100 en 100 mm.

Midden:

Hiermee wordt het tekengebied in het midden van het papier afgedrukt.

Afdrukrichting:

Geef de afdrukrichting op (Staand of Liggend).

Opmerking

• Deze functie is niet beschikbaar wanneer u Pap.inv. autom. select. heeft geselecteerd voor Papierinvoer: op het tabblad Basis.

Synchroon snijden:

Bepaal of de functie Synchroon snijden moet worden ingeschakeld. Met deze functie wordt de papierrol op lengte van het afdrukgebied gesneden.
Als u op papier met normale afmetingen wilt afdrukken, selecteer dan Uit.

Opmerking

• Deze functie is alleen beschikbaar wanneer u Pap.inv. autom. select. selecteert voor Papierinvoer: op het tabblad Basis.

Bovenmarge:/ Ondermarge:/ Linkermarge:/ Rechtermarge:

Specificeer de margebreedtes die moeten worden toegevoegd aan het tekengebied.

Marge-afwijking:

Specificeer het papierformaat van de marge-afwijking als u Pap.inv. autom. select. selecteert voor Papierinvoer: op het tabblad Basis.
Bijvoorbeeld: als de tolerantie is ingesteld op '10%', wordt er een papierinvoer geselecteerd met de aanname dat het papier groot genoeg is om een afbeeling af te kunnen drukken die 10% groter is (110% in totaal) dan anders is vastgesteld. Wanneer de tolerantie is ingesteld op '-10%', dan wordt er een papierinvoer geselecteerd met de aanname dat het alleen mogelijk is om een afbeelding op het papier af te drukken die 10% kleiner is (90% in totaal).

Helderheid:

Stel de helderheid in voor afbeeldingsgegevens met RGB-kleur en grijswaarden. Een hogere waarde voor helderheid maakt de hele afbeelding lichter, terwijl een lagere waarde de afbeelding donkerder maakt.

Contrast:

Stel het contrast in voor afbeeldingsgegevens met RGB-kleuren en grijswaarden.
Door de contrastwaarden te verhogen, verbetert u het contrast in een afbeelding zodat het verschil tussen de lichte en donkere delen beter kan worden onderscheiden. Als u de contrastwaarden verlaagt, neemt het contrast in een afbeelding af.

Positief/Negatief:

Hiermee worden afbeeldingen afgedrukt, met zwart en wit omgekeerd.

Verkl./Vergr.:

Specificeer een schaalmodus om het afdrukformaat van documenten te vergroten of te verkleinen.