Gebruiker toevoegen
Adresboek > Adreslijst > Gebruiker toevoegen

Gebruik deze pagina voor het registreren van nieuwe gebruikers.

Opmerking

Registratienummer

Geeft het registratienummer weer dat voor de gebruiker is ingesteld. U kunt een waarde invoeren tussen 1 en 50000.

Naam

Voer de gebruikersnaam in. U kunt maximaal 20 tekens invoeren.

Toetsweergave

Geef de naam op die wordt weergegeven op het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt maximaal 16 tekens invoeren.

Opmerking

Titel

Naar boven

Titel 1

Selecteer het bijbehorende tabblad, als u Titel 1 gebruikt.

Titel 2

Selecteer het bijbehorende tabblad, als u Titel 2 gebruikt.

Titel 3

Selecteer het bijbehorende tabblad, als u Titel 3 gebruikt.

Toevoegen aan frequentie

Geef aan of u wilt registreren op de Freq.-pagina.

Verificatie informatie

Naar boven

Verificatie informatie bij inloggen

Voer de informatie in voor het beheer van de gebruikerverificatie.

Opmerking

Gebruikerscode

Voer de gebruikerscode in. U kunt maximaal acht cijfers invoeren.

Log-in gebruikersnaam

Geef de gebruikersnaam op die is ingesteld voor Basisverificatie, Windows verificatie, LDAP verificatie of Integratieserver verificatie. U mag echter geen dubbele aanhalingstekens ("), dubbele punt (:) of spaties gebruiken.

Log-in wachtwoord

Om het wachtwoord te wijzigen, klikt u op [Wijzigen]. Wanneer de pagina [Wachtwoord wijzigen van verificatie informatie bij inloggen] wordt weergegeven, voert u het gewenste wachtwoord in.

Informatie over de pagina [Wachtwoord wijzigen van verificatie informatie bij inloggen]

SMTP Verificatie

Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die ingesteld zijn om e-mail te verzenden.

Gebruik verificatie informatie bij inloggen

De gebruikersnaam en het wachtwoord die zijn opgegeven voor [Verificatie informatie bij inloggen], worden gebruikt.

Specificeer hieronder andere verificatie info:

Andere gegevens, die niet van toepassing zijn op [Niet specificeren] of [Gebruik verificatie informatie bij inloggen], worden gebruikt voor verificatie.
Geef in het vak [Log-in gebruikersnaam] de gebruikersnaam op die is ingesteld voor het verzenden van e-mail. U kunt maximaal 191 alfanumerieke tekens invoeren. U kunt geen spaties gebruiken.
Om een wachtwoord in te stellen, klikt u op [Wijzigen]. Als de pagina [Wijzig wachtwoordverificatie SMTP] verschijnt, voert u het gewenste wachtwoord in.

Voor details over de pagina [Wijzig wachtwoordverificatie SMTP]

Niet specificeren

De SMTP gebruikersnaam en wachtwoord die ingesteld zijn in het apparaat, worden gebruikt.

LDAP Verificatie

Specificeer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor LDAP Verificatie.

Gebruik verificatie informatie bij inloggen

De gebruikersnaam en het wachtwoord die zijn opgegeven voor [Verificatie informatie bij inloggen], worden gebruikt.

Specificeer hieronder andere verificatie info:

Andere gegevens, die niet van toepassing zijn op [Niet specificeren] of [Gebruik verificatie informatie bij inloggen], worden gebruikt voor verificatie.
Geef in het vak [Log-in gebruikersnaam] de gebruikersnaam op die is ingesteld voor LDAP Verificatie. U kunt maximaal 128 alfanumerieke tekens invoeren.
Om een wachtwoord in te stellen, klikt u op [Wijzigen]. Als de pagina [Wijzig wachtwoordverificatie LDAP] verschijnt, voert u het gewenste wachtwoord in.

Voor details over de pagina [Wijzig wachtwoordverificatie LDAP]

Niet specificeren

De LDAP gebruikersnaam en wachtwoord die ingesteld zijn in het apparaat, worden gebruikt.

Mapverificatie

Specificeer de gebruikersnaam en het wachtwoord om toegang te krijgen tot de gedeelde map.

Gebruik verificatie informatie bij inloggen

De gebruikersnaam en het wachtwoord die zijn opgegeven voor [Verificatie informatie bij inloggen], worden gebruikt.

Specificeer hieronder andere verificatie info:

Andere gegevens, die niet van toepassing zijn op [Niet specificeren] of [Gebruik verificatie informatie bij inloggen], worden gebruikt voor verificatie.
Geef in het vak [Log-in gebruikersnaam] de gebruikersnaam op die is ingesteld voor het openen van de map. Als FTP wordt gebruikt, kunt u maximaal 64 alfanumerieke tekens ingeven. Als SMB wordt gebruikt, kunt u ook maximaal 64 tekens ingeven. Om een wachtwoord in te stellen, klikt u op [Wijzigen]. Als de pagina [Wijzig wachtwoordverificatie map] verschijnt, voert u het gewenste wachtwoord in.

Voor details over de pagina [Wijzig wachtwoordverificatie map]

Niet specificeren

De gebruikersnaam en het wachtwoord voor Mapverificatie die ingesteld zijn in het apparaat, worden gebruikt.

Beschikbare functies

Schakel het selectievakje in van de functie die beschikbaar moet zijn voor de gebruiker. Telling van het totaal aantal pagina's per functie is ook beschikbaar.

Uitsluiting

Selecteer "Actief" om de gebruiker geforceerd uit te sluiten.
Selecteer "Inactief" om de uitsluiting uit te schakelen.

Opmerking

Volume printergebruik

Naar boven

Configureer de instellingen voor volume printergebruik.
Het afdrukvolume wordt geteld in eenheden. Een "eenheid" is een numerieke waarde per pagina die kan worden toegewezen aan papierformaten en afdruksoorten. Door het totaal aantal eenheden op te geven kunt u het aantal afdrukken per gebruiker beperken op basis van de combinatie van afdruksoort (kleur of zwart-wit) en papierformaat. Bijvoorbeeld: als u een totaal aantal eenheden opgeeft van "5" voor [Kleur: A3/DLT], kan een gebruiker met 100 eenheden 20 vellen A3 afdrukken in kleur (20 vellen @ 5 eenheden per vel A3 in kleur). Gebruik de volgende formule om een limiet van het afdrukvolume te berekenen: aantal af te drukken pagina's x totaal aantal eenheden per pagina. Gebruik de pagina [Beperking volume printergebruik] om het totaal aantal eenheden en de afdrukbeperkingen op te geven.

Voor verdere details over de pagina [Beperking volume printergebruik]

Opmerking

Beperking volume printergebruik

Geef op of de afdrukbeperkingen moeten worden toegepast op basis van het totaal aantal eenheden.

Opmerking

Limietwaarde

Geef het totale volume (in eenheden) op dat de gebruiker mag afdrukken. U kunt een waarde invoeren tussen 0 en 999,999. Om het recht tot afdrukken te ontzeggen, geeft u "0" op.

Bescherming

Naar boven

Gebruik naam als

Kies of de gebruiker ingesteld is als de bestemming of de afzender om e-mail te verzenden of voor bestandsoverdracht naar gedeelde mappen.
Schakel het selectievakje [Bestemming] of [Afzender] in, afhankelijk van het feit of de gebruiker ingesteld is als bestemming of afzender. Als de gebruiker als beiden ingesteld is, schakelt u beide selectievakjes in.

Bestemming beveiligen

U kunt de beschikbaarheid van de gebruiker beperken met een beveiligingscode of beperkte toegangsprivileges.

Objectbescherm.

Schakel het selectievakje in van het item dat u wenst te beschermen met een beveiligingscode.
Als [Afzender] geselecteerd is, vraagt het systeem u een beveiligingscode in te voeren als u deze gebruiker als de afzender van e-mail opgeeft. Als [Mapbestemming] geselecteerd is, vraagt het systeem u de beveiligingscode in te voeren als u deze gebruiker als de bestemmingsmap opgeeft waarnaar bestanden worden overgedragen.

Opmerking

  • U kunt [Afzender] selecteren als [Afzender] geselecteerd is voor [Gebruik naam als].
    U kunt [Mapbestemming] selecteren als [Bestemming] geselecteerd is voor [Gebruik naam als].

Beveiligingscode

Om een beveiligingscode in te stellen, klikt u op [Wijzigen]. Wanneer de pagina [Wijzig beveiligingscode] verschijnt, voert u de beveiligingscode in die u wilt instellen.

Voor details over de pagina [Wijzig beveiligingscode]

Toegangsprivilege

Om toegangsprivileges in te stellen voor gebruikersinformatie die geregistreerd is in het Adresboek, klikt u op [Wijzigen]. Als de pagina [Bestemming beveiligen: Toestemmingen voor Gebruikers/Groepen] verschijnt, stelt u het toegangsprivilege in.

Voor details over de pagina [Bestemming beveiligen: Toestemmingen voor Gebruikers/Groepen]

Bestand(en) beschermen

U kunt de toegang beperken tot bestanden die door deze gebruiker werden gemaakt.

Toegangsprivilege

Om toegangsprivileges voor bestanden in te stellen, klikt u op [Wijzigen]. Als de pagina [Bestand beschermen: Toestemmingen voor Gebruikers/Groepen] verschijnt, stelt u het toegangsprivilege voor het bestand in.

Voor details over de pagina [Bestand beschermen: Toestemmingen voor Gebruikers/Groepen]

Fax

Naar boven

Voer de noodzakelijke instellingen in voor het verzenden van een document dat met de faxfunctie is ingescand.

Faxbestemming

Geef het faxnummer van de bestemming op. Als [Selecteer lijn] is ingesteld op [H.323] of [SIP], geeft u het IP-adres of de hostnaam op van de computer waar de bestanden door IP-Fax naartoe worden gestuurd.

Opmerking

Als u het faxnummer opgeeft:

U kunt maximaal 128 tekens invoeren, bestaande uit cijfers en symbolen (*, #, -, en T).

Als u de bestemming voor een IP-Fax-verzending opgeeft:

U kunt maximaal 128 tekens invoeren, bestaande uit cijfers en symbolen.

Opmerking

  • De mogelijke symbolen zijn:
    ; ? : & = + $ , - _ . ! ~ * # ' ( ) % / @ [ ]
  • Deze instellingen worden enkel ingeschakeld als het apparaat IP-Fax ondersteunt.
  • U kunt geen IPv4-toegewezen adressen instellen.

Selecteer lijn

Selecteer de lijn die voor verzending wordt gebruikt.

Geavanceerde eigenschappen

Verzendingscode (SUB)

Geef de SUB-code op die wordt gebruikt voor SUB-codeverzendingen. U kunt maximaal 20 tekens gebruiken, bestaande uit cijfers, symbolen (* en #) en spaties. Het eerste teken kan geen spatie zijn.

Wachtwoord (SID)

Geef het wachtwoord op dat wordt gebruikt voor SUB-codeverzendingen. U kunt maximaal 20 tekens gebruiken, bestaande uit cijfers, symbolen (* en #) en spaties.

Ontvangst SEP code

Geef de SEP-code op die wordt gebruikt voor de ontvangst van SEP-codes. U kunt maximaal 20 tekens gebruiken, bestaande uit cijfers, symbolen (* en #) en spaties. Het eerste teken kan geen spatie zijn.

Wachtwoord (PWD)

Geef het wachtwoord op dat wordt gebruikt voor de ontvangst van SEP-codes. U kunt maximaal 20 tekens gebruiken, bestaande uit cijfers, symbolen (* en #) en spaties.

Opmerking

  • U moet in [Verzendingscode (SUB)] de SUB-code opgeven als u SUB-codeverzending wilt gebruiken. U moet in [Ontvangst SEP code] de SEP-code opgeven als u SEP-codes wilt kunnen ontvangen.
  • Geef zonodig in [Wachtwoord (PWD)] en [Wachtwoord (SID)] de wachtwoorden op.

Internationale verzendmodus

Selecteer of de Internationale verzendmodus moet worden gebruikt.

Faxkoptekst

Selecteer de faxkoptekst die op het papier van de ontvanger moet worden afgedrukt.

Opmerking

Label invoegen

Selecteer of label invoegen moet worden gebruikt. Met deze functie kunt u de naam van de ontvanger en een standaardbericht laten afdrukken in de kop van het papier van de ontvanger.

1e regel (Druk naam ontvanger af)

Drukt de gebruikersnaam af die is opgegeven in het vak [Naam], voorafgegaan door "Naar". Wanneer [Aan] geselecteerd is in de lijst [Label invoegen], wordt de 1e regel altijd afgedrukt.

2e regel

Selecteer [*Geen stempel], [Aangepast bericht], een standaardbericht of een geprogrammeerd bericht voor de 2e regel. Wanneer [Aangepast bericht] geselecteerd is, voert u de tekst in het onderstaande vak in. U kunt maximaal 28 tekens invoeren.

3e regel

Selecteer [*Geen stempel], een standaardbericht of een geprogrammeerd bericht voor de 3e regel.

Opmerking

  • De labeltekst die in het gebied is geselecteerd, wordt ook bij faxverzending via internet afgedrukt op het papier van de ontvanger.
  • Een bericht dat afgedrukt wordt op de 2e of 3e regel kan worden geprogrammeerd met behulp van [Faxkenmerken] in het bedieningspaneel van het apparaat.

E-mail

Naar boven

Voer de noodzakelijke instellingen uit om een document dat werd ingescand met de scanner- of faxfunctie, te verzenden via e-mail.

E-mailadres

Voer het e-mailadres van de gebruiker in. U kunt maximaal 128 alfanumerieke tekens invoeren.

Opmerking

E-mailadres gebruiken voor

Geef op hoe het e-mailadres moet worden gebruikt.
Selecteer [E-mail / Internet faxbestemming] als het e-mailadres moet worden gebruikt als de bestemming voor het verzenden van zowel e-mails als Internet-faxen. Selecteer [Alleen Internet faxbestemming] als het e-mailadres alleen moet worden gebruikt als de bestemming voor Internet-faxen.

Verzenden via SMTP server

Bepaal of u bij het verzenden van e-mail via de SMTP server wilt verzenden of deze wilt omzeilen.

Status Gebruikercertificaat

Geeft aan of het gebruikercertificaat is geïnstalleerd.

Gebruikercertificaat

Klik op [Wijzigen] om het gebruikercertficaat in te stellen of te wijzigen.

Informatie over de pagina [Gebruikercertificaat wijzigen]

Codering

Geef aan of alle uitgaande e-mailberichten moeten worden gecodeerd of dat selectief moeten worden gecodeerd.

Internetfax gegevensindeling

Naar boven

Voer de noodzakelijke instellingen in voor het verzenden van een fax via het internet.

Opmerking

Selecteer modus

Selecteer de Internetfax-verzendingmodus.

Volledige modus

Twee communicerende apparaten kunnen informatie uitwisselen over de functies die ze ondersteunen. Na het verzenden van een fax naar een ander apparaat, ontvangt u informatie over dat apparaat zodat u faxen kunt verzenden met het juiste papierformaat en resolutie.

Eenvoudige modus

Verzendt A4-formaat bestanden met een resolutie van 200 dpi of 200 x 100 dpi.

Compressietype

Selecteer het compressietype dat moet worden gebruikt bij volledige modus-verzending.

Papierformaat

Selecteer het formaat papier dat moet worden gebruikt bij volledige modus-verzending.

Resolutie

Selecteer de resolutie die moet worden gebruikt bij volledige modus-verzending.

Map

Naar boven

Door een gedeelde map in het netwerk te maken, kunt u een bestand dat met de scannerfunctie is ingescand overdragen naar de gedeelde map.

Protocol

Selecteer het protocol voor de bestandsoverdracht.

Poortnummer

Voer het gebruikte poortnummer tijdens de overdracht van een bestand met behulp van FTP in. U kunt een waarde invoeren tussen 1 en 65535. De standaardwaarde is 21.

Verbindingstype

Selecteer de NetWare-loginmodus wanneer u verzendt met NCP.

Servernaam

Voer de naam in van de aangesloten server die gebruikt wordt voor de overdracht van een bestand via FTP. U kunt maximaal 64 tekens invoeren.

Pad

Voer het pad van de gedeelde map in. U kunt maximaal 128 tekens invoeren.

Toevoegen aan groep

Naar boven

Details voor groep

Om een groep toe te wijzen aan de gebruiker, klikt u op [Wijzigen]. Wanneer de pagina [Toevoegen aan groep] wordt weergegeven, geeft u de groep op waartoe de gebruiker behoort.

Informatie over de pagina [Toevoegen aan groep]

Knoppen

Naar boven

[OK]

Klik hier om de wijzigingen toe te passen en de pagina [Adreslijst] weer te geven.

[Opslaan en andere toevoegen]

Klik op deze knop om de wijzigingen toe te passen en alle waarden op deze pagina weer op de standaardwaarden te zetten.

[Annuleren]

Klik hier om de instellingen te annuleren.

 

Naar boven
Voor details over de procedure (Gebruikers toevoegen)