GebruikershandleidingPro C5300S/C5310S

Perforeren

U kunt perforatiegaten in kopieën maken.

Illustratie van Perforeren

Belangrijk

  • U kunt Z-vouwen niet gebruiken met deze functie.

Richting van het origineel en positie van de perforatiegaten

Plaats alle originelen in de ADF in de richting waarin ze normaal kunnen worden gelezen. Houd voor de glasplaat dezelfde richting aan, maar plaats het origineel dan met de bedrukte zijde naar beneden.

Wanneer het ingevoerde papier hetzelfde formaat en dezelfde richting heeft als het origineel, is de verhouding tussen de richting van het origineel en de plaats van de perforaties als volgt. U kunt de gewenste positie van de perforaties selecteren in het scherm dat wordt weergegeven wanneer u op [Afwerken] drukt.

Origineel op de glasplaat geplaatst

Origineel in ADF geplaatst

Positie van perforaties*1

2 gaten links

Afbeelding van bedieningspaneel
Afbeelding van de originelen
Afbeelding van de originelen
Illustratie van de perforeerposities

2 gaten boven

Afbeelding van bedieningspaneel
Afbeelding van de originelen
Afbeelding van de originelen
Illustratie van de perforeerposities

3 gaten links

Afbeelding van bedieningspaneel
Afbeelding van de originelen
Afbeelding van de originelen
Illustratie van de perforeerposities

3 gaten boven

Afbeelding van bedieningspaneel
Afbeelding van de originelen
Afbeelding van de originelen
Illustratie van de perforeerposities

4 gaten links

Afbeelding van bedieningspaneel
Afbeelding van de originelen
Afbeelding van de originelen
Illustratie van de perforeerposities

4 gaten boven

Afbeelding van bedieningspaneel
Afbeelding van de originelen
Afbeelding van de originelen
Illustratie van de perforeerposities

*1 De tabel hierboven toont de positie van de perforatie. Geperforeerde vellen worden wellicht niet afgeleverd in de richting die wordt getoond in deze tabel.

*2 U kunt niet perforeren in deze positie wanneer u op B4 JIS, 8 × 13 of groter kopieert.

*3 Als u op deze positie wilt perforeren, selecteert u eerst de onleesbare richting in [Orig. invoerrichting] en vervolgens de positie van de perforaties.

1Druk op [Afwerken].

Afbeelding van bedieningspaneel

2Druk op [Finisher].

3Selecteer één van de perforeerposities.

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [OK].

5Voer het aantal kopiesets in met de cijfertoetsen.

6Plaats de originelen en druk daarna op [Starten].

Opmerking

  • Omdat de perforaties in elke kopie gemaakt worden, kunnen er kleine afwijkingen optreden tussen de posities van de perforaties.

  • Papier kan alleen geperforeerd worden wanneer dit voldoet aan de apparaatvereisten wat betreft afmeting en richting. Voor meer informatie over de papierformaten en -gewichten die kunnen worden geperforeerd en de perforeerposities, zie:

  • Lijst met specificaties voor externe opties

  • Geef de breedte van de snijlengte op met [Afwerken] in Instellingen. Voor meer informatie, zie de volgende sectie:

  • Afwerken