GebruikershandleidingIP CW2200

Gebruikers verifiëren voor gebruik van het apparaat (gebruikersverificatie)

"Gebruikersverificatie" is een systeem om gebruikers te verifiëren en ze rechten te geven voor het gebruik van het apparaat. Hiervoor moet een verplichte tekst in het apparaat worden ingevoerd: de log-in gebruikersnaam of het log-in wachtwoord om een gebruiker te verifiëren.

Afbeelding van het verifiëren van gebruikers om het apparaat te bedienen

Gebruikersverificatiemethode

Er zijn vier verschillende methoden voor gebruikersverificatie, waaronder basisverificatie. Deze vorm van verificatie beperkt het gebruik van het apparaat en methoden die een verificatieserver in het netwerk gebruiken. Selecteer een methode op basis van de gebruiksvoorwaarde of het aantal gebruikers. U kunt niet meer dan één verificatiemethode tegelijkertijd gebruiken.

Gebruikersverificatiemethode

Uitleg

Gebruikerscodeverificatie

Verificatie wordt uitgevoerd aan de hand van een gebruikerscode van 8 cijfers.

Wanneer gebruikerscodeverificatie wordt opgegeven, vraagt het apparaat gebruikers de gebruikerscode in te voeren voordat zij het apparaat kunnen gebruiken.

Meerdere gebruikers kunnen dezelfde gebruikerscode gebruiken.

U kunt de gebruikerscodeverificatie activeren zonder beheerdersverificatie te activeren.

Basisverificatie

Verificatie wordt uitgevoerd met behulp van de log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord die in het adresboek op het apparaat zijn opgeslagen.

Wanneer basisverificatie wordt opgegeven, vraagt het apparaat u de inloggegevens in te voeren om het apparaat te kunnen gebruiken.

Windows-verificatie

Verificatie wordt uitgevoerd met behulp van het account dat in de Active Directory van de Windows-server is opgeslagen.

Wanneer Windows-verificatie wordt opgegeven, vraagt het apparaat u de inloggegevens in te voeren om het apparaat te kunnen gebruiken.

LDAP-verificatie

Verificatie wordt uitgevoerd met behulp van de gebruikersgegevens die in de LDAP-server zijn opgeslagen.

Wanneer LDAP-verificatie wordt opgegeven, vraagt het apparaat u de inloggegevens in te voeren om het apparaat te kunnen gebruiken.

  • In Windows- of LDAP-verificatie kan het apparaat u verifiëren zonder uw gebruikersgegevens handmatig in het adresboek van het apparaat te registreren, omdat de gebruikersgegevens in de server automatisch op het apparaat worden geregistreerd.

  • Wanneer de verificatiemethode van Gebruikerscodeverificatie wordt gewijzigd in een andere methode, wordt de gebruikerscode gebruikt als de log-in gebruikersnaam. In dat geval wordt het log-in wachtwoord niet opgegeven. Om onbevoegd gebruik te voorkomen, verwijdert u onnodige gebruikersgegevens en stelt u een wachtwoord in voor de overige gebruikers.

Opmerking

  • Wanneer gebruikersverificatie niet kan worden uitgevoerd vanwege een probleem met het apparaat of het netwerk, kan de beheerder van het apparaat de gebruikersverificatie tijdelijk uitschakelen zodat het apparaat kan worden gebruikt. Neem deze maatregel alleen in geval van nood.

  • Gebruikersverificatie kan ook worden geactiveerd via Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.

Gebruikerscodeverificatie opgeven

Geef de te beperken functies op met behulp van Gebruikerscodeverificatie.

1Log in als apparaatbeheerder op het bedieningspaneel van het apparaat.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk in het instellingenscherm op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Instellingen voor beheerder][Verificatie/Kosten][Beheerdersverif./Verif. gebruik.beheerder/Verif. toepas.beheerder][Gebruikersverificatiebeheer].

5Selecteer [Gebruikerscodeverificatie] in de lijst naast Gebruikersverificatiebeheer.

Afbeelding van bedieningspaneel

6Bij Te beperken functies selecteert u de functies die u wilt beperken voor gebruik.

  • Geef op of u Gebruikerscodeverificatie op voor elke functie. Bij de functie Printer kunt u opgeven of gebruikerscodeverificatie voor alle printerfuncties moet worden gebruikt of alleen voor het afdrukken in kleur.

  • Wanneer u de gebruikerscode van het printerstuurprogramma automatisch registreert, selecteert u [Computerbesturing] bij de functie Printer. Geef de gebruikerscode op die geregistreerd staat in het adresboek voor het printerstuurprogramma.

  • Selecteer voor het instellen van Afdruktaakverificatie een andere optie dan [Computerbesturing] voor Printerfunctie. Geef bij Afdruktaakverificatie het beveiligingsniveau op voor afdruktaken die gebruikmaken van het printerstuurprogramma.

    Een afdruktaak alleen uitvoeren met verificatie-informatie

7Druk op [OK].

8Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel).

9Wanneer het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven, drukt u op [OK], en logt u vervolgens uit bij het apparaat.

Wanneer de registratie van de gebruikersgegevens niet voltooid is, registreer de gebruiker dan in het adresboek en geef de gebruikerscode op.

De gebruikerscode in het adresboek registreren

Basisverificatie opgeven

Registreer de standaardwaarden van de functies die beschikbaar zijn voor elke gebruiker met behulp van Basisverificatie.

1Log in als apparaatbeheerder op het bedieningspaneel van het apparaat.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk in het instellingenscherm op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Instellingen voor beheerder][Verificatie/Kosten][Beheerdersverif./Verif. gebruik.beheerder/Verif. toepas.beheerder][Gebruikersverificatiebeheer].

5Selecteer [Basisverificatie] in de lijst naast Gebruikersverificatiebeheer.

Afbeelding van bedieningspaneel

6Selecteer de beschikbare functies voor de gebruiker.

  • Geef op welke functies er beschikbaar zijn voor de gebruiker voor elke functie. Voor de functie Printer kunt u opgeven of de gebruiker alle functies van de printer kan gebruiken of alleen in zwart-wit kan afdrukken.

  • Bij Afdruktaakverificatie kunt u het beveiligingsniveau opgeven voor afdruktaken die gebruikmaken van het printerstuurprogramma.

    Een afdruktaak alleen uitvoeren met verificatie-informatie

7Druk op [OK].

8Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel).

9Wanneer het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven, drukt u op [OK], en logt u vervolgens uit bij het apparaat.

Wanneer de registratie van de gebruikersinformatie niet voltooid is, registreert u de gebruiker in het adresboek en geeft u de inloggegevens op.

Een gebruiker in het adresboek registreren en de inloggegevens opgeven

Opmerking

  • De log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord kunnen worden gebruikt om de gebruiker in de SMTP- of de LDAP-server te verifiëren of om gedeelde mappen te verifiëren.

  • Gebruik een andere gebruikersnaam voor de aanmelding dan "andere", "admin", "supervisor" of "HIDE***". (Voer een optionele tekenreeks in voor "***".) U kunt deze gebruikersnamen niet gebruiken voor verificatie, omdat ze al gebruikt worden in het apparaat.

Windows-verificatie instellen

Registreer de Windows-servergegevens die vereist zijn voor verificatie bij de Windows-server.

Belangrijk

1Log in als apparaatbeheerder op het bedieningspaneel van het apparaat.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk in het instellingenscherm op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Instellingen voor beheerder][Verificatie/Kosten][Beheerdersverif./Verif. gebruik.beheerder/Verif. toepas.beheerder][Gebruikersverificatiebeheer].

5Selecteer [Windows-verificatie] in de lijst naast Gebruikersverificatiebeheer.

Afbeelding van bedieningspaneel

6Registreer de verificatieserver en geef de bruikbare functies op.

  • Kerberos-verificatie: Om Kerberos-verificatie in te schakelen, selecteert u [Aan].

  • Domeinnaam: Om Kerberos-verificatie uit te schakelen, geeft u het domein op dat moet worden geverifieerd.

  • Domeinnaam: Om Kerberos-verificatie in te schakelen, selecteert u het domein dat moet worden geverifieerd.

  • Beveiligde verbinding (SSL) gebruiken: Om communicatiesignalen te coderen, selecteert u [Aan].

  • Verif. afdruktaak: Hier kunt u het beveiligingsniveau opgeven voor afdruktaken die gebruikmaken van het printerstuurprogramma.

    Een afdruktaak alleen uitvoeren met verificatie-informatie

  • Groep: Wanneer er globale groepen zijn geregistreerd, kunt u de bruikbare functies voor elke globale groep opgeven. Druk op [* Niet geregistreerd] en vervolgens op [Registreren/Wijzigen]. Voer de naam in van de groep die is geregistreerd op de server om de beschikbare functies op te geven.

    Gebruikers die zijn geregistreerd in meerdere groepen, kunnen alle functies gebruiken die beschikbaar zijn voor deze groepen.

    Een gebruiker die in geen enkele groep geregistreerd is, kan de autoriteit gebruiken die opgegeven is in [* Standaardgroep]. Standaard zijn alle functies beschikbaar voor leden van de standaardgroep.

    Bij Beschikbare functies geeft u de functies op die beschikbaar zijn voor elke groep. Bij de functie Printer kunt u opgeven of de gebruiker alle functies van de printer kan gebruiken of alleen in zwart-wit kan afdrukken.

7Druk op [OK].

8Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel).

9Wanneer het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven, drukt u op [OK], en logt u vervolgens uit bij het apparaat.

Opmerking

  • Voor de tekens die gebruikt mogen worden in inloggebruikersnamen en -wachtwoorden, zie het gedeelte hieronder:

  • Bruikbare tekens voor gebruikersnamen en wachtwoorden

  • Wanneer u vervolgens inlogt op het apparaat, kunt u alle functies gebruiken die beschikbaar zijn voor uw groep en voor u als individuele gebruiker.

  • Gebruikers die zijn geregistreerd in meerdere groepen, kunnen alle functies gebruiken die beschikbaar zijn voor deze groepen.

  • Onder Windows-verificatie hoeft u geen servercertificaat te creëren, tenzij u met SSL automatisch gebruikersinformatie zoals gebruikersnamen wilt registreren.

LDAP-verificatie instellen

Registreer de LDAP-servergegevens die zijn vereist voor verificatie bij de LDAP-server.

Belangrijk

1Log in als apparaatbeheerder op het bedieningspaneel van het apparaat.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk in het instellingenscherm op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Instellingen voor beheerder][Verificatie/Kosten][Beheerdersverif./Verif. gebruik.beheerder/Verif. toepas.beheerder][Gebruikersverificatiebeheer].

5Selecteer [LDAP-verificatie] in de lijst naast Gebruikersverificatiebeheer.

Afbeelding van bedieningspaneel

6Selecteer de verificatieserver en geef de benodigde instellingen op.

  • LDAP Servers: Hier kunt u de LDAP-server selecteren die moet worden geverifieerd.

  • Log-in naam eigenschap: U kunt dit gebruiken als een zoekcriterium om gebruikersinformatie op te halen. U kunt een zoekfilter aanmaken op basis van de log-in gebruikersnaam, een gebruiker selecteren en vervolgens de gebruikersinformatie oproepen van de LDAP-server om deze over te brengen naar het adresboek van het apparaat.

    Wanneer meerdere inlogeigenschappen worden gescheiden door een komma (,), levert een zoekopdracht treffers op wanneer een inlognaam voor een of beide eigenschappen wordt ingevoerd.

    Wanneer twee inlognamen worden ingevoerd, gescheiden door een gelijkteken (=), (bijvoorbeeld: cn=abcde, uid=xyz), toont de zoekopdracht alleen treffers voor een overeenkomst van de eigenschappen van beide inlognamen. Deze zoekfunctie kan worden toegepast wanneer "Cleartext-verificatie" is geselecteerd.

  • Unieke eigenschap: Geef dit op om te zorgen dat de gebruikersinformatie in de LDAP-server gelijk is aan die van het apparaat. Een gebruiker van wie de unieke eigenschap in de LDAP-server is geregistreerd en die overeenkomt met die van een gebruiker die in het apparaat is geregistreerd, wordt beschouwd als dezelfde gebruiker in dat apparaat. Geef de eigenschap die gebruikt wordt voor unieke informatie in de server op als de unieke eigenschap. U kunt "cn" of "employeeNumber" invoeren om als "serialNumber" of "uid" te gebruiken, zolang het maar uniek is.

7Geef op welke functies er beschikbaar zijn voor de gebruiker voor elke functie.

Bij de functie Printer kunt u opgeven of de gebruiker alle functies van de printer kan gebruiken of alleen in zwart-wit kan afdrukken.

Bij Afdruktaakverificatie kunt u het beveiligingsniveau opgeven voor afdruktaken die gebruikmaken van het printerstuurprogramma.

Een afdruktaak alleen uitvoeren met verificatie-informatie

8Druk op [OK].

9Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel).

10Wanneer het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven, drukt u op [OK], en logt u vervolgens uit bij het apparaat.

Opmerking

  • Voor de tekens die gebruikt mogen worden in inloggebruikersnamen en -wachtwoorden, zie het gedeelte hieronder:

  • Bruikbare tekens voor gebruikersnamen en wachtwoorden

  • In de eenvoudige LDAP-verificatiemodus, zal de verificatie falen als het wachtwoord blanco gelaten wordt. Als u blanco wachtwoorden wilt gebruiken, moet u contact opnemen met uw onderhoudsvertegenwoordiger.