GebruikershandleidingIM CW2200

Gegevenslekken via afgedrukte vellen voorkomen

Vertrouwelijke of privégegevens die afgedrukt worden op papier kunnen op onjuiste wijze worden gekopieerd of gestolen, wat tot gegevenslekken kan leiden.

De volgende functies in het apparaat kunnen de bewustmaking bij gebruikers over bestandsbeheer verbeteren en onbevoegd kopiëren of achterlaten van bedrukte vellen ontmoedigen.

De naam van de gebruiker die de taak afdrukt, toevoegen aan gedrukte vellen (Verplichte beveiligingsstempel)

Afbeelding van het voorkomen van gegevenslekken door gedrukte vellen

Het altijd toevoegen van een naam aan een afdruk kan de bewustmaking bij gebruikers over bestandsbeheer verbeteren.

Waarschuwing tegen onbevoegd kopiëren (Voorkomen van onbevoegd kopiëren/gegevensbeveiliging voor kopiëren)

Afbeelding van het voorkomen van gegevenslekken door gedrukte vellen

U kunt een opgegeven tekst toevoegen aan documenten die met het apparaat worden afgedrukt. Zie de secties hieronder voor meer informatie over de functie:

De functie Voorkomen van onbevoegd kopiëren toepassen bij het afdrukken

U kunt deze functies inschakelen, ook als gebruikers ze niet gebruiken.

De functie Verplichte beveiligingsstempel instellen

Geef de locatie op waar de gebruikersgegevens moeten worden gestempeld, zoals log-in gebruikersnaam.

De verplichte veiligheidsstempel kan worden gebruikt met de kopieerfunctie en de documentserver.

1Log in als apparaatbeheerder op het bedieningspaneel van het apparaat.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk in het instellingenscherm op [Systeeminstellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Instellingen voor beheerder][Beveiligingspatroon/-stempel] [Verplichte beveiligingsstempel: (functienaam)].

5In de lijst naast Verplichte beveiligingsstempel: (functienaam) selecteert u [Aan] en geeft u vervolgens de stempelgegevens en -positie op.

Afbeelding van bedieningspaneel
  • Datum/Tijd: Hiermee wordt de uitvoertijd van de taak afgedrukt.

  • Gebruikersnaam afdrukken:

    • Gebruikersnaam stempelen: Hiermee wordt de naam in het adresboek afgedrukt.

    • Log-in gebruikersnaam stempelen: Hiermee wordt de gebruikerscode of de log-in gebruikersnaam in de verificatiegegevens in het adresboek afgedrukt.

  • Apparaat-ID: Hiermee wordt het serienummer van het apparaat afgedrukt. U kunt het serienummer bekijken door op [Instellingen][Informatie] te drukken.

  • IP-adres: Hiermee wordt het IP-adres van het apparaat afgedrukt.

  • Stempelpositie: Hiermee kunt u de stempelpositie selecteren.

  • Stempelpositie aanpassen: Geef een waarde op of pas de positie aan door op de pijlknop te drukken.

6Druk op [OK].

7Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel), en log vervolgens uit bij het apparaat.

De functie voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren opgeven

Geef instellingen op om onbevoegd kopiëren te ontmoedingen of voorkomen, zoals het afdrukken van een patroon.

1Log in als apparaatbeheerder op het bedieningspaneel van het apparaat.

Inloggen op het apparaat als beheerder

2Druk op het Home-scherm op [Instellingen].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Druk in het instellingenscherm op [Printereigenschappen].

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [Inst. voorkomen onbev. kop.]

5De functie voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren opgeven.

Afbeelding van bedieningspaneel
  • Instelling voor voorkomen van onbevoegd kopiëren: Hier kunt u opgeven of de functie voor het voorkomen van onbevoegde kopieën moet worden ingeschakeld.

    • Aan:

      Hiermee wordt de functie voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren ingeschakeld zoals deze op het apparaat is opgegeven, ongeacht de instellingen in het printerstuurprogramma.

    • Uit:

      Hiermee wordt de functie voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren uitgeschakeld zoals deze op het apparaat is opgegeven Als de functie voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren in het printerstuurprogramma is opgegeven, voert het apparaat de afdruktaken uit volgens de opgegeven instellingen.

  • Instellingsprioriteit (Driver/Opdracht/App.): Hier kunt u de details voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren en de prioriteit ervan selecteren.

    • Driver/opdracht gebruiken:

      Met deze instelling wordt het toegevoegde patroon niet afgedrukt. Geef de functie voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren zoals gewenst op het bedieningspaneel of in het printerstuurprogramma op.

    • Driver/Opdracht (meeste instellingen):

      Hiermee worden de opgegeven instellingen op het apparaat toegepast op het patroon en de dichtheid van het maskertype en de instellingen die opgegeven zijn via het bedieningspaneel of in het printerstuurprogramma worden toegepast op andere items.

    • Apparaatinstelling(en):

      Hiermee worden de instellingen die op het apparaat zijn opgegeven, toegepast op het afdrukken.

  • Type van voorkomen van onbevoegd kopiëren: Selecteer het type voor het voorkomen van onbevoegd kopiëren.

    • Gegevensbeveiliging voor kopiëren:

      Beschermt documenten door een grijs patroon af te drukken wanneer er onbevoegde kopieën worden gemaakt.

    • Patroon voor voorkomen van onbevoegd kopiëren:

      Hiermee wordt tekst of een patroon afgedrukt op onbevoegde kopieën van documenten. Wanneer u een patroon selecteert om onbevoegd kopiëren te voorkomen, moet u een waarde opgeven voor Maskertype voor patroon/dichtheid/effect.

  • Maskertype voor patroon/dichtheid/effect: Geef het effect, het maskerpatroon, de dichtheid, enzovoort op.

    • Maskertype voor patroon: Selecteer uit 10 types.

    • Patroondichtheid: Hier kunt u een van de 3 gradatieniveaus selecteren.

    • Effect gegevensbeveiliging voor kopiëren: Geef een combinatie van tekst en een patroon op.

    • Patrooneffect voor voorkomen van onbevoegd kopiëren: Geef een combinatie van tekst en een patroon op.

  • Instellingen preventietekst: Kies de patroontekst uit een van de standaardteksten, zoals "Onbevoegde kopie", de gebruikersnaam, de bestandsnaam, de datum en tijd, de gebruikersteksten, enzovoort. U kunt het lettertype, de puntgrootte, de ruimte voor het regelterugloopteken, de hoek en de positie voor de geselecteerde tekst opgeven, evenals of de tekst moet worden herhaald.

6Druk op [OK].

7Druk op [Home] (Afbeelding van bedieningspaneel), en log vervolgens uit bij het apparaat.

Opmerking

  • Als u het kopiëren van documenten wilt voorkomen die de ingesloten tekst voor Gegevensbeveiliging voor kopiëren bevatten, drukt u op [Systeeminstellingen][Instellingen voor beheerder][Beveiligingspatroon/-stempel][Gegevensbeveiliging voor kopiëren detecteren] en geeft u vervolgens [Aan] op. Als de functie Gegevensbeveiliging voor kopiëren detecteren actief is, wordt de inhoud van een document met de ingesloten tekst voor Gegevensbeveiliging voor kopiëren lichter gekleurd weergegeven als het document wordt gescand voor kopiëren of opslaan in de documentserver met de functie Kopieerapparaat of Scanner.