GebruikershandleidingIM C2000/C2500/C3000/C3500/C4500/C5500/C6000 series

Afdrukken op een aangepast papierformaat dat in de handinvoer is geplaatst

U kunt een ongebruikelijk papierformaat opgeven als "aangepast formaat" om een document af te drukken.

Ook kunt u een aangepast papierformaat registreren dat u vaak gebruikt.

Een aangepast formaat registreren dat u vaak gebruikt (Windows)

Als het aangepaste formaat in het printerstuurprogramma is geregistreerd, kunt u dit formaat selecteren bij "Documentformaat" in het scherm Printerinstellingen. U hoeft het papierformaat dan niet iedere keer in te voeren.

Opmerking

  • In OS X of macOS hoeft u het aangepaste formaat niet vooraf te registreren, maar kunt u dit opgeven en registreren in het scherm Printerinstellingen.

1Klik bij [Apparaten en printers] met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Eigenschappen van printer].

2Dubbelklik op het tabblad [Geavanceerde opties] en klik vervolgens op [Aangepast papierformaat registreren...].

Afbeelding van bedieningspaneel

3Selecteer de instelling waaronder u het aangepaste formaat wilt registreren uit de "Lijst aangepaste papierformaten: ".

4Voer de naam van het aangepaste formaat en de waarden in. Klik vervolgens op [Aanpassen].

Afbeelding van bedieningspaneel

5Klik op [OK].

Nadat het aangepaste formaat is geregistreerd, kunt u dit selecteren bij "Documentformaat:" in het printerstuurprogramma.

Afbeelding van bedieningspaneel

Aangepast formaat opgeven voor afdrukken (Windows)

U kunt een geregistreerd aangepast formaat opgeven of een aangepast formaat invoeren dat niet geregistreerd is.

1Plaats papier in de handinvoer met de voorzijde naar onder.

Papier in de papierlade plaatsen

2Open op de computer een document dat u wilt afdrukken en ga naar het instellingenscherm van het printerstuurprogramma vanuit het afdrukmenu in de toepassing.

3Geef de Papiersoort, de Richting en andere instellingen op.

Basisprocedure voor het afdrukken van documenten

4Selecteren bij "Invoerlade" de optie [Handinvoerlade].

5Geef bij "Documentformaat" het papierformaat op.

Afbeelding van bedieningspaneel
  • Om het aangepaste formaat te kiezen dat geregistreerd is in [Eigenschappen van printer], klikt u op "Documentformaat" en selecteert u het aangepaste formaat.

  • Als u een aangepast formaat wilt opgeven dat niet is geregistreerd, klikt u op [Aangepast papierformaat] en voert u het papierformaat in.

    Afbeelding van bedieningspaneel
  • Klik na het invoeren van de waarde op [OK]. [Documentformaat] is gewijzigd in het aangepaste formaat.

6Na voltooiing van de configuratie klikt u op [OK] om af te drukken.

Het apparaat drukt het document af op het papier van het formaat en type dat is opgegeven in het printerstuurprogramma.

Nadat het afdrukken is voltooid, wordt de papierformaatinstelling hersteld naar de vorige waarden.

Aangepast formaat opgeven (OS X/macOS)

Geef de instellingen van [Papier] op bij "Functiesets" van [Printerfuncties].

1Plaats papier in de handinvoer met de voorzijde naar onder.

Papier in de papierlade plaatsen

2Open op de computer een document dat u wilt afdrukken en ga naar het instellingenscherm van het printerstuurprogramma vanuit het afdrukmenu in de toepassing.

3Geef de afdrukrichting, Papiersoort en andere instellingen op.

Basisprocedure voor het afdrukken van documenten

4Selecteer bij [Papierinvoer] de optie [Handinvoerlade] voor "Alle pagina's van".

5Selecteer bij [Papierformaat] de optie [Aangepaste formaten beheren].

Afbeelding van bedieningspaneel

6Klik in het scherm "Beheer aangepaste formaten" op [Plus] en registreer het aangepaste formaat.

Afbeelding van bedieningspaneel
  • Naamloos: voer de naam in om het aangepaste formaat te registreren.

  • Niet-afdrukbaar gebied: Selecteer hier de naam van de printer die u wilt gebruiken.

  • Papierformaat: Voer hier de [Breedte] en [ Hoogte] in van het papier dat in de handinvoer geplaatst is.

7Na voltooiing van de configuratie klikt u op [Druk af] om af te drukken.

Het apparaat drukt het document af met het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in het printerstuurprogramma.

Nadat het afdrukken is voltooid, worden de vorige papierformaatinstellingen hersteld.