Afbeeldingspositie aanpassen
U kunt het printerstuurprogramma gebruiken om de positie van de afbeelding aan te passen als de rand van de gegevens niet wordt afgedrukt of als de afdrukpositie niet is uitgelijnd.

U kunt de functie opgeven in het Windows-printerstuurprogramma.
Open op de computer een document dat u wilt afdrukken en ga naar het instellingenscherm van het printerstuurprogramma vanuit het afdrukmenu in de toepassing.
Geef Documentformaat, Papiersoort, Afdrukrichting en andere instellingen op.
Klik op [Afbeeldingspositie instellen... ] op het tabblad [Lay-out/Bewerk.]
Pas de afdrukpositie aan in [Afbeeldingspositie aanpassen].
Richting: geeft de richting aan waarin de afdrukpositie moet worden verplaatst.
Linker-/rechtermarge: geeft de afstand aan die de afdrukpositie naar links of naar rechts moet worden verplaatst.
Boven-/ondermarge: geeft de afstand aan die de afdrukpositie omhoog of omlaag moet worden verplaatst.

Als u iets anders dan [Uit] instelt voor [Dubbelzijdig] op het tabblad [Standaard], kunt u [Verschillende waarden instellen voor voor- en achterzijde] selecteren en vervolgens verschillende waarden instellen.
Selecteer in het PostScript 3-printerstuurprogramma [Verschillende waarden instellen voor voor- en achterzijde] en u kunt de afstand aanpassen voor alleen de voorzijde of de achterzijde.
Na voltooiing van de configuratie klikt u op [OK] om af te drukken.