GebruikershandleidingIM 350/430 series

Wanneer u geen faxdocumenten kunt afdrukken zoals gewenst

Afdrukken

Probleem

Oorzaak

Oplossing

De afdruk is scheef.

Wellicht zijn de zijafscheidingen van de lade niet vergrendeld.

Zorg ervoor dat de zijafscheidingen zijn vergrendeld. Voor meer informatie over het instellen van de zijafscheidingen, zie Voor nieuwe gebruikers.

De afdruk is scheef.

Het papier is scheef ingevoerd.

Plaats het papier op de juiste wijze. Voor meer informatie over het plaatsen van papier, zie Voor nieuwe gebruikers.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het maximaal aantal vellen dat in de papierlade zit, overschrijdt de maximale capaciteit van de lade.

Stapel het papier tot aan de limietmarkering op de zijkanten van de papierlade of de markeringen op de papiergeleiders van de handinvoer.

Er treden geregeld papierstoringen op.

De zijafscheiding van de papierlade is te strak ingesteld.

Druk zachtjes tegen de zijafscheiding en stel deze goed in.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het papier is vochtig.

  • Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Voor meer informatie over aanbevolen papier, zie Specificaties.

  • Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over het bewaren van papier, zie Specificaties.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het papier is te dik of te dun.

Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Voor meer informatie over aanbevolen papier, zie Specificaties.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Het papier is verkreukeld, gevouwen of gekreukeld.

Gebruik alleen aanbevolen papier en zorg ervoor dat dit wordt opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over aanbevolen papier en het bewaren ervan, zie Specificaties.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Er wordt bedrukt papier gebruikt.

Plaats geen vellen die reeds gekopieerd of bedrukt zijn.

Er treden geregeld papierstoringen op.

Vellen kleven aan elkaar.

Waaier de vellen grondig voordat u ze plaatst. Helpt dit niet, kijk dan of het lukt wanneer u de vellen één voor één invoert.

Vellen worden tegelijk ingevoerd, met papierstoringen als gevolg.

De pagina's plakken aan elkaar.

Waaier de vellen grondig voordat u ze plaatst. Helpt dit niet, kijk dan of het lukt wanneer u de vellen één voor één invoert.

Kopieerpapier raakt gekreukeld.

Er wordt bedrukt papier gebruikt.

Plaats geen vellen die al eerder gekopieerd of bedrukt zijn door een ander apparaat.

Kopieerpapier raakt gekreukeld.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de aanbevolen omstandigheden voor het bewaren van papier, zie Specificaties.

Kopieerpapier raakt gekreukeld.

Het papier is te dun.

Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Voor meer informatie over aanbevolen papier, zie Specificaties.

Randen van de vellen zijn besmeurd.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de aanbevolen omstandigheden voor het bewaren van papier, zie Specificaties.

Randen van de vellen zijn besmeurd.

U gebruikt papier dat niet wordt aanbevolen.

Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Voor meer informatie over aanbevolen papier, zie Specificaties.

Afbeeldingen worden slechts gedeeltelijk afgedrukt.

Het papier is vochtig.

Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over de aanbevolen omstandigheden voor het bewaren van papier, zie Specificaties.

Er verschijnen zwarte lijnen op de afdruk die op de bestemming wordt gemaakt.

De glasplaat, het scanglas of de geleiderplaat van de ADF is vies.

Maak deze schoon. Voor meer informatie over het schoonmaken van het apparaat, zie Onderhoud.

De achtergrond van ontvangen afbeeldingen is vies. De afbeeldingen op de achterkant van de pagina verschijnen op de kopie.

De beeldbelichting is te hoog.

Pas de scandichtheid-instellingen aan. Voor meer informatie over het wijzigen van de belichting, zie Faxen.

De ontvangen afbeeldingen zijn te licht.

Wanneer er vochtig, ruw of bewerkt papier gebruikt wordt, kunnen sommige afdrukgebieden niet volledig worden geproduceerd.

Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Voor meer informatie over aanbevolen papier, zie Specificaties.

De ontvangen afbeeldingen zijn te licht.

De beeldbelichting is te laag ingesteld.

Verhoog de scanbelichting. Voor meer informatie over het wijzigen van de belichting, zie Faxen.

De ontvangen afbeeldingen zijn te licht.

Het origineel van de verzonden fax is afgedrukt op te dun papier.

Vraag de afzender om het origineel op dikker papier af te drukken en het opnieuw te faxen.

De afbeelding op de achterzijde van de dubbelzijdige kopieën heeft vage blanke vlekken of is besmeurd.

Missende plekken en vegen worden veroorzaakt door vocht dat uit het papier lekt.

  • Plaats het apparaat niet in koude ruimtes.

  • Gebruik papier dat is opgeslagen in een ruimte die voldoet aan de voorschriften voor temperatuur en vochtigheid die wij aanbevelen. Voor meer informatie over de aanbevolen omstandigheden voor het bewaren van papier, zie Specificaties.

  • Wacht bij enkelzijdige afdrukken bij lage temperaturen, zoals vroeg in de ochtend of 's avonds laat, meer dan 5 minuten voordat u begint met dubbelzijdig afdrukken.

  • Als het probleem zich na het uitproberen van de bovenstaande oplossingen zich blijft voordoen kan de functie voorkomen van opkrullen de situatie verbeteren. Voor meer informatie, zie Als het afgedrukte papier krult.