GebruikershandleidingIM 350/430 series

Meldingen die op de clientcomputer worden weergegeven als u de scannerfunctie gebruikt

In dit gedeelte worden de meest waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen beschreven voor de meest gangbare foutmeldingen die worden weergegeven op de clientcomputer wanneer het TWAIN-hulpprogramma wordt gebruikt. Als er een melding verschijnt die hier niet besproken wordt, volg dan de instructies.

Meldingen

Oorzaak

Oplossing

“Log-in gebruikersnaam, Log-in wachtwoord of Driver coderingstoets is onjuist.”

De ingevoerde log-in gebruikersnaam, het wachtwoord of de coderingssleutel voor het stuurprogramma was ongeldig.

Controleer uw log-in gebruikersnaam, het log-in wachtwoord of de coderingssleutel voor het stuurprogramma en voer deze juist in. Voor meer informatie over de log-in gebruikersnaam en het wachtwoord en de coderingssleutel voor het stuurprogramma, zie Beveiliging.

“Authentificatie is succesvol. De toegangsprivileges voor de scannerfunctie zijn geweigerd.”

De aangemelde gebruiker is niet gemachtigd om de scannerfunctie te gebruiken.

Voor meer informatie over het instellen van rechten, zie Beveiliging.

“Kan geen scanmodi meer toevoegen.”

Het maximale aantal registreerbare scanmodi is overschreden.

Het maximale aantal modi dat kan worden opgeslagen is 100. Verwijder onnodige modi.

“Kan het papierformaat van het origineel niet detecteren. Specificeer het scanformaat. ”

Het geplaatste origineel is niet goed geplaatst.

  • Plaats het origineel op de juiste manier.

  • Geef het scanformaat op.

  • Bij het plaatsen van een origineel direct op de glasplaat, wordt door het optillen/zakken van de afdekplaat of automatische documentinvoer (ADF) de automatische formaatbepaling uitgevoerd. Til de afdekklep van de glasplaat of ADF op met een hoek van 30 graden of meer.

“Kan geen scangebieden meer opnemen.”

Het maximale aantal registreerbare scanmodi is overschreden.

Het maximale aantal scangebieden dat kan worden opgeslagen is 100. Verwijder onnodige scangebieden.

“Verwijder onjuiste invoer in ADF.”

Er is een papierstoring opgetreden in de ADF.

  • Verwijder de vastgelopen originelen en plaats ze opnieuw. Voor meer informatie over vastgelopen papier, zie Vastgelopen papier verwijderen.

  • Als het papier vastloopt, verwijdert u de vastgelopen originelen.

  • Controleer of de originelen geschikt zijn om te worden gescand door het apparaat.

“Er is een fout opgetreden in de scanner.”

Er is een fout opgetreden in het stuurprogramma.

  • Controleer of de netwerkkabel correct op de clientcomputer is aangesloten.

  • Controleer of de Ethernetkaart van de clientcomputer correct wordt herkend door Windows.

  • Controleer of de clientcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken.

“Er is een fout opgetreden in de scanner.”

De in de toepassing opgegeven scanvoorwaarden hebben het instelbereik van het apparaat overschreden.

Controleer of de scaninstellingen die met de toepassing zijn gemaakt, het instelbereik van het apparaat overschrijden.

“Er is een fatale fout opgetreden in de scanner.”

Er is een onherstelbare apparaatfout opgetreden.

Er is een onherstelbare apparaatfout opgetreden. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.

“Onvoldoende geheugen. Sluit alle andere programma's en scan opnieuw.”

Het geheugen is ontoereikend.

  • Sluit alle onnodige toepassingen die worden uitgevoerd op de clientcomputer.

  • Maak installatie van het TWAIN-stuurprogramma ongedaan en installeer het opnieuw nadat u de computer opnieuw heeft opgestart.

“Onvoldoende geheugen. Maak het scangebied kleiner.”

Het scannergeheugen is ontoereikend.

  • Reset het scanformaat.

  • Verlaag de resolutie.

  • Stel in zonder compressie. Voor meer informatie over de instellingen, zie de Help-functie van het TWAIN-stuurprogramma.

Het probleem kan veroorzaakt worden door het volgende:

  • Het scannen kan niet worden uitgevoerd als er grote waarden zijn ingesteld voor de belichting in combinatie met een halftoonresolutie of een hoge resolutie. Voor meer informatie over het verband tussen scaninstellingen, zie Scannen.

  • Als het papier vastloopt, kunt u een origineel mogelijk niet scannen. Verwijder vastgelopen papier en scan het origineel opnieuw.

“Ongeldige Winsock-versie. Gebruik versie 1.1 of hoger.”

U gebruikt een ongeldige versie van Winsock.

Installeer het besturingssysteem van de computer of kopieer Winsock van de cd-rom van het besturingssysteem.

“Geen reactie van de scanner.”

Het apparaat of de clientcomputer is niet correct op het netwerk aangesloten.

  • Controleer of het apparaat of de clientcomputer correct op het netwerk is aangesloten.

  • Schakel de persoonlijke firewall van de clientcomputer uit. Voor meer informatie over firewalls, zie de Help-functie van Windows.

“Geen reactie van de scanner.”

Het netwerk is bezet.

Wacht even en maak dan weer verbinding met het netwerk.

“Scanner is in gebruik voor een andere functie. Een ogenblik geduld.”

Een functie van het apparaat (niet de scannerfunctie) wordt gebruikt als de kopieerfunctie.

  • Wacht even en maak dan weer verbinding met het netwerk.

  • Annuleer de taak die momenteel wordt verwerkt. Druk op [Stoppen]. Volg de instructies in de melding die wordt weergegeven en sluit de functie die draait af.

“Scanner is niet beschikbaar in het gespecificeerde apparaat.”

De TWAIN-scannerfunctie kan niet worden gebruikt op dit apparaat.

Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.

“Scanner is niet gereed. Controleer de scanner en de opties.”

De klep van de ADF staat open.

Controleer of de afdekplaat van de ADF gesloten is.

“Deze naam wordt al gebruikt. Controleer de geregistreerde namen.”

U heeft geprobeerd een naam te registreren die al wordt gebruikt.

Gebruik een andere naam.

Wanneer er een probleem is met het aansluiten op de scanner

Meldingen

Oorzaak

Oplossing

“Kan geen verbinding maken met de scanner. Controleer de instellingen voor het toegangsmasker van het netwerk in Gebruikersinstellingen.”

Er is een toegangsmasker ingesteld.

Neem voor meer informatie over het toegangsmasker contact op met uw beheerder.

“Kan scanner "XXX", die voor de vorige scan is gebruikt, niet vinden. "YYY" wordt daarvoor in de plaats gebruikt.”

"XXX" en "YYY" geven scannernamen aan.

De hoofdstroom van de eerder gebruikte scanner staat niet op "Aan".

Controleer of de scanner die voor de vorige scan is gebruikt, aan staat.

“Kan scanner "XXX", die voor de vorige scan is gebruikt, niet vinden. "YYY" wordt daarvoor in de plaats gebruikt.”

"XXX" en "YYY" geven scannernamen aan.

Het apparaat is niet correct op het netwerk aangesloten.

  • Controleer of de eerder gebruikte scanner correct op het netwerk is aangesloten.

  • Annuleer de persoonlijke firewall van de clientcomputer. Voor meer informatie, zie Windows Help.

  • Gebruik een toepassing zoals telnet om te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Voor meer informatie over hoe u dit controleert, zie Instellingen.

  • Selecteer de scanner die voor de vorige scan gebruikt is.

“Er is een communicatiefout op het netwerk opgetreden.”

Er is een communicatiefout op het netwerk opgetreden.

Controleer of de clientcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken.

“De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.”

Het apparaat staat uit.

Zet de printer aan.

“De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.”

Het apparaat is niet correct op het netwerk aangesloten.

  • Controleer of het apparaat correct op het netwerk is aangesloten.

  • Annuleer de persoonlijke firewall van de clientcomputer. Voor meer informatie, zie Windows Help.

  • Gebruik een toepassing zoals telnet om te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Voor meer informatie over hoe u dit controleert, zie Instellingen.

“De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.”

Netwerkcommunicatie is niet beschikbaar omdat het IP-adres van het apparaat niet kan worden verkregen van de hostnaam. Als alleen "IPv6" is ingesteld op [Actief], kan het IPv6-adres mogelijk niet worden verkregen.

  • Controleer of de hostnaam van het apparaat is opgegeven in de Netwerkverbindingstool. Controleer voor het WIA-stuurprogramma het tabblad [Netwerk] in de eigenschappen.

  • Gebruik Web Image Monitor om "LLMNR" van "IPv6" in te stellen op [Actief]. (Web Image Monitor is een beheertool die op dit apparaat is geïnstalleerd om het te controleren of instellingen voor dit apparaat te configureren met behulp van een internetbrowser.)