Het indicatielampje [Status controleren] brandt of knippert
Als het indicatielampje van [Status controleren] brandt of knippert, drukt u op [Status controleren] om het scherm [Status controleren] weer te geven. Controleer de status van elke functie op het scherm [Status controleren].
Het scherm [Status controleren]

Tabblad [App.-/toepas.status]
Geeft de status van het apparaat en van elke functie aan.
[Contr.]
Druk als zich een fout voordoet in het apparaat of een functie of als u de huidige status van de netwerkverbinding van het apparaat te bevestigen op [Contr.] om de informatie te bekijken.
Door op [Contr.] te drukken, verschijnt er een foutmelding op het overeenkomstige functiescherm. Controleer de foutmelding op het functiescherm en neem de nodige maatregelen. Voor meer informatie over het oplossen van het probleem dat in de foutmelding wordt beschreven, zie Als er berichten worden weergegeven .
Meldingen
Toont een bericht dat de status aangeeft van het apparaat en van elke functie.
Statuspictogrammen
Elk statuspictogram dat kan worden weergegeven, wordt hieronder beschreven:
: Deze functie voert een taak uit.
: Het apparaat kan niet worden gebruikt, omdat er een fout in het apparaat is opgetreden.
: De functie kan niet worden gebruikt, omdat er een fout in de functie of het apparaat is opgetreden. Dit pictogram kan ook worden weergegeven als de toner bijna op is.
In de volgende tabel worden problemen uitgelegd die ervoor zorgen dat het indicatielampje [Status controleren] gaat branden of knipperen.
Probleem | Oorzaak | Oplossing |
|---|---|---|
Documenten en rapporten worden niet afgedrukt. | De papieruitvoerlade is vol. | Verwijder de afdrukken uit de uitvoerlade. |
Documenten en rapporten worden niet afgedrukt. | Er is geen kopieerpapier meer. | Plaats papier in de laden. Voor meer informatie over het plaatsen van papier, zie Voor nieuwe gebruikers. |
Er is een fout opgetreden. | Een functie die de status “Fout opgetreden” heeft in het scherm [Status controleren], heeft een probleem. | Druk op [Contr.] voor de functie waarbij een fout is opgetreden. Lees de melding die wordt weergegeven en neem gepaste maatregelen. Voor meer informatie over de foutmeldingen en toepasselijke oplossingen, zie Als er berichten worden weergegeven . U kunt overige functies normaal gebruiken. |
Het apparaat kan geen verbinding met het netwerk maken. | Er is een netwerkfout opgetreden. |
|