De afdrukserver gereedmaken
In dit wordt uitgelegd u hoe u het apparaat configureert als Windows-netwerkprinter. Het apparaat is zo geconfigureerd dat netwerkclienten het apparaat kunnen gebruiken.
In deze sectie worden de bewerkingen uitgelegd met behulp van Windows 10 als voorbeeld. De procedure kan anders zijn afhankelijk van de versie van de computer die u gebruikt.
![]()
Als u de printereigenschappen in het venster [Apparaten en printers] wilt wijzigen, zijn de volgende toegangsverificaties vereist:
Windows Server 2008/2008 R2/2012/2012 R2/2016/2019: Toegangsverificatie beheren
Windows 7/8.1/10: Volledig beheer toegangsverificatie
Als u de printereigenschappen in het venster [Printer] of [Printers en faxen] wilt wijzigen, logt u in op de bestandenserver als beheerder of lid van de groep PowerUsers.
Klik met de rechtermuisknop op [Start] en klik vervolgens op [Configuratiescherm].
Het configuratiescherm wordt weergegeven.
Wanneer [Categorie] is geselecteerd in [Weergeven als:], selecteert u [Grote pictogrammen] of [Kleine pictogrammen].
Klik op [Apparaten en printers].
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat dat u toegevoegd heeft en klik vervolgens op [Printereigenschappen].
De printereigenschappen worden weergegeven.
Klik op het tabblad [Delen] op [Deze printer delen].
Om het apparaat te delen met gebruikers die een andere versie van Windows gebruiken, klikt u op [Extra stuurprogramma's...]
Als u een ander stuurprogramma heeft geïnstalleerd door [Gedeeld] te selecteren tijdens de installatie van het printerstuurprogramma, kunt u deze stap overslaan.
Klik op [OK] en sluit het venster met printereigenschappen.