Inloggen met behulp van een printerstuurprogramma
Als u zich voor de eerste keer aanmeldt bij het apparaat via een printerstuurprogramma, geeft u de inlognaam en het wachtwoord op die in het apparaat zijn geregistreerd.
De procedure wordt uitgelegd met Windows 10 als voorbeeld.
Open het eigenschappenvenster van de printer en klik op het tabblad [Geavanceerde opties].
Vink het selectievakje [Gebruikersverificatie] aan.
Als u het log-in wachtwoord wilt coderen, klik dan op [Driver coderingstoets...].
Als u het wachtwoord niet wilt coderen, gaat u door naar stap 6.
Geef de coderingssleutel van het stuurprogramma op die al is ingesteld op het apparaat.
Klik op [OK] om het dialoogvenster [Driver coderingstoets] te sluiten.
Klik op [OK] om het dialoogvenster met de eigenschappen van de printer te sluiten.
Open het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren vanuit het venster [Afdrukken].
Geef de instelling voor gebruikersverificatie op.
Als u het PCL 5e-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Geldige toegang] en vervolgens op [Verificatie].
Als u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Uitgebreide Instelling] en klikt u achtereenvolgens op [Taaksetup] en [Verificatie...] in het gedeelte [Taaksetup].
Geef een log-in gebruikersnaam en wachtwoord voor gebruikersverificatie op die al zijn ingesteld op het apparaat of de server.
Geef dezelfde log-in gebruikersnaam en hetzelfde wachtwoord op als die zijn geregistreerd op het apparaat of de server.
Als u geen geldige gebruikersnaam of geldig wachtwoord opgeeft, wordt het afdrukken niet gestart.
Klik op [OK] om het dialoogvenster [Verificatie] te sluiten.
Klik op [OK] om het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren te sluiten.
![]()
Afhankelijk van de gebruikte toepassing is het mogelijk dat de opgegeven eigenschappen geen effect hebben.
Als u inlogt met behulp van het stuurprogramma, hoeft u niet uit te loggen wanneer u klaar bent.