GebruikershandleidingIM 350/430 series

Verz. van geh.bestand (als afdr. niet kan)

Als de printer stopt of als het papier of de toner op is, kunt u de bestanden in het faxgeheugen naar een ander apparaat verzenden om deze af te drukken. Houd er rekening mee dat deze functie alle documenten doorstuurt die in het geheugen zijn opgeslagen, waaronder vertrouwelijke documenten, documenten die zijn ontvangen met het geheugen en documenten die zijn ontvangen en opgeslagen op de harde schijf Gebruik deze functie alleen in noodgevallen.

Een faxnummer of IP-faxbestemming kan worden ingesteld als een doorzendbestemming. Een internetfax, e-mailadres of mapbestemming kan niet worden ingesteld als doorzendbestemming.

Als u "SIP" en "H. 323" op het scherm wilt weergeven, stelt u de juiste instellingen onder "Oorspr. instellingen" in het menu Faxeigenschappen in. Als u gebruikmaakt van SIP, geeft u "IP-fax SIP inschakelen" en "SIP instellingen" op. Als u H.323 gebruikt, geeft u "IP-fax H.323 inschakelen" en "H.323 instellingen" op. Voor meer informatie over deze instellingen, zie Oorspronkelijke instellingen.

1Druk op [Faxeigenschappen].

2Druk op [Verzendinstellingen].

3Druk op [Verz. van geh.bestand (als afdr. niet kan)].

4Selecteer de lijn of het protocol van de doorzendbestemming.

Selecteer de lijn of het protocol in [Selecteer lijn]. Als u een IP-faxbestemming opgeeft, drukt u op [H.323] of [SIP].

Afbeelding van bedieningspaneel

5Voer de doorzendbestemming in.

6Geef waar nodig SUB-/SID-codes op.

Druk op [TX SUB Code], voer de SUB-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].

Indien een wachtwoord vereist is, drukt u op [Wachtwoord (SID)], voert u de SUB-code in met de cijfertoetsen en drukt u vervolgens op [OK].

7Druk op [Starten].

8Druk op [Afsluiten].