Het apparaat in [Afdrukken en scannen] of [Printers en scanners] registreren
Registreer het PPD-bestand van het apparaat in Systeemvoorkeuren om afdrukken mogelijk te maken.
Sluit het apparaat op de computer aan met de USB-kabel.
Selecteer [Systeemvoorkeuren...] uit het Apple-menu.
Druk op [Afdrukken en scannen] of [Printers en scanners].
Klik op [+].

Klik op [Standaard] en selecteer het apparaat in de lijst. Controleer of de apparaatnaam wordt weergegeven in "Gebruik".

Wanneer "Algemene PostScript-printer" wordt weergegeven
Voer de volgende procedure uit om het PPD-bestand van het apparaat te selecteren:
Selecteer [Selecteer software...] in "Stuurprogramma".

Selecteer het apparaat in het scherm "Printersoftware" en klik vervolgens [OK].

Klik op [Voeg toe].
Het voortgangsscherm wordt weergegeven.
Indien het voortgangsscherm na enige tijd niet verdwijnt, klikt u op [Configureer...] of [Instellingen] en configureert u de optieconfiguratie van de printer. Voor de procedure van de optieconfiguratie, zie De optie-instellingen opgeven op deze pagina.
Controleer of de apparaatnaam is toegevoegd aan het scherm [Afdrukken en scannen] of [Printers en scanners].

Sluit het scherm Systeemvoorkeuren af.