Procedure voor vooraf ingestelde stempel (klassiek)
Druk op [Bew./Stempel].

Druk twee keer op [Stempel].
Druk op [Vooraf ingestelde stempel].

Kies het gewenste bericht.

Druk op [Wijzigen].
Selecteer de positie, de grootte en de dichtheid en druk vervolgens op [OK].

Druk op [Alle pagina's] of [Alleen 1e pagina] om de pagina te selecteren waarop de stempel dient te worden afgedrukt.
Druk drie keer op [OK].
![]()
Afhankelijk van het papierformaat worden delen van de stempel mogelijk niet afgedrukt als u het formaat van de stempel wijzigt.
U kunt het formaat en het patroon van stempels aanpassen. Afhankelijk van de instelling kan de dichtheid veranderen.
Voor meer informatie over stempelposities, zie Stempels.
U kunt de instellingen voor Voor.ingest. Stmp. wijzigen onder [Voor.ingest. Stmp.] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie Vooraf ingestelde stempel (Kopieerapparaat/Document Servereigenschappen).