Als het faxresultaat niet is zoals verwacht
![]()
Controleer de melding als deze op het scherm wordt weergegeven.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven terwijl u de faxfunctie gebruikt
Druk bij het controleren of wijzigen van de instellingen in [Instellingen] op [Home] (
) na het sluiten van [Instellingen].
Als een document niet gepast kan worden verzonden
Situatie | Oorzaak | Oplossing en verwijzing |
|---|---|---|
Er kan geen fax verzonden of ontvangen worden. | De modulaire kabel is niet juist aangesloten. | Sluit de kabel aan op de G3-lijn aansluiting (LINE) achteraan links op het apparaat. |
Er kan geen fax worden verzonden. | Het lijntype (lijn voor het kiezen van tonen of pulsen) is niet op de juiste manier opgegeven. | Geef het juiste lijntype op in [Instellingen] |
Er kan geen beltoon worden gedetecteerd. | Configureer het apparaat zodat een uitgaande verzending kan worden uitgevoerd zonder detectie van een beltoon. Wijzig de huidige waarde in [0] onder het schakelaarnummer [22], bitnummer [0] in [Instellingen] | |
De fax-indicator gaat knipperen tijdens het verzenden en het proces stopt niet. | Een functie van het apparaat werkt tijdelijk niet naar behoren. | Zet het apparaat uit, wacht gedurende 10 seconden of meer na bevestiging dat de aan/uit-indicator uit is, en zet het apparaat opnieuw aan. |
Bij het gebruiken van Op-de-haak of handmatig bellen, wordt “Bezig met ontvangen van fax...” weergegeven op het scherm als een verzending niet kan worden uitgevoerd. | Het ontvangstproces is gestart omdat het originele formaat niet kan worden gedetecteerd nadat er op [Start] werd gedrukt. |
|
Er kan geen fax worden verzonden via de LAN-FAX driver. | Gebruikersauthenticatie of een versleutelingscode voor de driver is gespecificeerd op het apparaat. | Raadpleeg de toestel- en apparaatbeheerders voor informatie over de instellingen en configureer de LAN-Fax driver overeenkomstig. |
Er deed zich een fout voor op het apparaat. | De fout op het apparaat wordt niet weergegeven in de LAN-Fax driver. Controleer de status van het apparaat op het bedieningspaneel of in Web Image Monitor. | |
"Het document kan niet worden afgedrukt." of een ander bericht wordt weergegeven wanneer u het apparaat en de computer aansluit via USB 2.0 en een fax via het LAN-Fax-stuurprogramma probeert te verzenden. | Het apparaat ontwaakte net uit de slaapstand of de modus Fuseereenheid uit was actief toen u de fax verzond. | De fax kan op de juiste manier zijn verzonden, zelfs als het bericht wordt weergegeven. Controleer de verzendresultaten. |
De verzonden afbeelding past niet op de pagina die werd ontvangen op de bestemming en is bijgesneden. | De lengte van het origineel is langer dan het papier geselecteerd op de bestemming. | Selecteer het [Instellingen] |
Een zwarte lijn of een voorwerp dat niet op het origineel voorkomt, verschijnt op de pagina die wordt ontvangen op de bestemming. | De ADF, de glasplaat of het scanglas is vuil. |
|
De achtergrond van de pagina die wordt ontvangen op de bestemming lijkt vuil of de achterkant van het origineel is zichtbaar. | De scan [Belichting] is te hoog ingesteld. | Verlaag de [Belichting] in [Instellingen]. |
Als een document niet juist ontvangen kan worden
Situatie | Oorzaak | Oplossing en verwijzing |
|---|---|---|
Er kunnen geen documenten ontvangen of verzonden worden. | De modulaire kabel is niet juist aangesloten. | Sluit de kabel aan op de G3-lijn aansluiting (LINE) achteraan links op het apparaat. |
Er kan geen fax worden ontvangen. | Bel het faxnummer van het apparaat vanop een andere telefoon. De oorzaak en oplossing kan afhankelijk zijn van wat u hoort op de lijn. | |
Als u de toon voor terugbellen hoort: Het apparaat staat niet in de faxmodus. | Beantwoord het telefoongesprek en schakel vervolgens over op de faxmodus. Een telefoongesprek beantwoorden op het apparaat Wanneer het apparaat in een omgeving wordt gebruikt waarin het niet mogelijk is een telefoongesprek te beantwoorden, geeft u [Autom. ontvangst] op in [Instellingen] | |
Wanneer u de in-gesprekstoon hoort: De lijn is in gebruik of onjuist geconfigureerd voor nummerweergaveservices. |
Als de lijn bezet blijft, neemt u contact op met uw telecomdienstverlener. | |
Wanneer u het bericht "Het nummer dat u hebt gekozen is niet meer in gebruik..." hoort: Er is een probleem met de telefoonlijn. | Raadpleeg uw telefoonprovider. | |
De fax-indicator gaat knipperen tijdens ontvangst en het proces stopt niet. | Een functie van het apparaat werkt tijdelijk niet naar behoren. | Zet het apparaat uit, wacht gedurende 10 seconden of meer na bevestiging dat de aan/uit-indicator uit is, en zet het apparaat opnieuw aan. Bel na het opstarten van het apparaat de verzender via de telefoon en vraag om de fax opnieuw te verzenden. |
Sommige documenten zijn niet ontvangen. | Als het apparaat is geconfigureerd om faxen te ontvangen in het geheugen kan een fax die uit vele pagina's bestaat of in een fijne tekstindeling is opgemaakt niet worden ontvangen omdat er onvoldoend geheugen beschikbaar is. |
|
Het indicatielampje van de fax gaat aan maar het ontvangen document wordt niet afgedrukt. | Het apparaat bevindt zich in een toestand waarin afdrukken niet mogelijk is en inkomende faxen worden ontvangen in de modus Vervangende ontvangst. |
|
De afbeelding is opgedeeld of verkleind, of er zijn onverwacht marges toegevoegd. | Het faxapparaat bij de afzender kon het origineelformaat niet detecteren tijdens het verzenden van een fax. | Het faxapparaat bij de afzender kon bijvoorbeeld een origineel van B5-formaat niet detecteren en heeft het origineel verzonden als B4-formaat, drukt het apparaat het document af op papier van B4-formaat, zelfs als er papier van B5-formaat in het ontvangende apparaat is geplaatst. |
Als een document niet juist kan worden afgedrukt
Situatie | Oorzaak | Oplossing en verwijzing |
|---|---|---|
Het papier verkreukeld. | Het papier is te dun. | Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. |
Het papier is te vochtig. | Gebruik papier dat werd bewaard in een droge omgeving. | |
Het papier werd niet juist op het apparaat geplaatst. | Raadpleeg de opties die moeten worden gecontroleerd wanneer er vaak een papierstoring optreedt, en controleer of het papier op de juiste manier is geplaatst. | |
De rand van het papier kan plooien. | Er is ander papier dan het aanbevolen papier gebruikt. | Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. |
Het papier is te vochtig. | Gebruik papier dat werd bewaard in een droge omgeving. | |
Het papier werd niet juist op het apparaat geplaatst. | Raadpleeg de opties die moeten worden gecontroleerd wanneer er vaak een papierstoring optreedt, en controleer of het papier op de juiste manier is geplaatst. | |
Er wordt meer dan één vel tegelijkertijd uitgeworpen. (multi-vel voeding) | De vellen papier kleven te veel aaneen. | Waaier de vellen grondig los vooraleer ze te laden in de papierlade. |
Er verschijnen witte vlekken of vegen in de vorm van waterdruppels op de gekopieerde afbeelding. | Het vocht in het papier is verdampt en condenseerde op het oppervlak. |
|
Er staan horizontale lijnen op de gekopieerde afbeelding. | Het apparaat heeft een harde klap gehad. |
|
Er staan inktvegen op de afgedrukte vellen. | Het papier is omgekruld of gevouwen. | Strijk het papier glad voor het plaatsen. |
Wanneer u een vel verwijdert dat is vastgelopen, kan de binnenkant van de printer vuil zijn geraakt. Vegen kunnen op de achterkant van het papier ontstaan wanneer u direct nadat een pagina waarvan het documentformaat groter is dan het papierformaat, een bestand afdrukt. | Druk verschillende vellen af totdat ze schoon worden afgedrukt. | |
De afgedrukte afbeeldingen lijken verbleekt. | Het origineel dat door de verzender werd verzonden is te zwak of de scan-densiteit is te laag ingesteld. | Vraag de verzender om de scan-densiteit donkerder in te stellen en de fax opnieuw te verzenden. |
Er wordt grof papier of papier met een behandeld oppervlak gebruikt. | Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. | |
Het papier is te vochtig. | Gebruik papier dat werd bewaard in een droge omgeving. | |
De toner is op. | Vervang de toner als het bericht “Toner bijvullen” wordt weergegeven op het scherm. | |
Er heeft zich wellicht condens gevormd. | Indien er een snelle verandering in temperatuur of luchtvochtigheid optreedt, gebruik het apparaat dan pas nadat het apparaat is geacclimatiseerd. | |
Er verschijnen witte vlekken op de pagina. | Het papier is te vochtig. |
|
Afbeeldingen worden onder een hoek afgedrukt. | Het papier werd schuin gevoed. | Controleer of de zijschotten in de voedingslade juist ingesteld zijn. |
De bovenmarges van de gekopieerde afbeelding variëren. | Het geladen papier voor kopiëren is te dun of te dik. | Controleer de dikte van het papier dat op het apparaat gebruikt kan worden. Aanbevolen papierformaten en -typen Als de papierdikte te dicht aanleunt bij de minimale of maximale papierdikte, specificeer dan "Papierdikte" overeenkomstig [Instellingen] |
De afdrukkwaliteit is niet consistent. | Er is een probleem met de locatie van het apparaat. |
|
De afdrukkwaliteit verslechtert. | Er wordt een printcartridge gebruikt die niet authentiek is. | Hervulde of printcartridges van andere fabrikanten/merken verlagen de afdrukkwaliteit en kunnen voor storingen zorgen. Gebruik uitsluitend authentieke Ricoh printcartridges. |
Er wordt een oude printcartridge gebruikt. | Printcartridges dienen voor hun vervaldatum te worden geopend en dan binnen zes maanden gebruikt te worden. |
Wanneer het apparaat niet functioneert zoals verwacht
Situatie | Oorzaak | Oplossing en verwijzing |
|---|---|---|
De documenten ontvangen in Geheugen voor Verzending/Ontvangst of Vervangende ontvangst en stand-by documenten werden verwijderd. | De stroomverdeling naar het apparaat is onderbroken. | Druk het Power Off-rapport af en controleer het voor de documenten die werden verwijderd en verzend de niet verzonden documenten opnieuw of vraag de verzender om het niet afgedrukte document opnieuw te verzenden. |
[Invoeren mt toetsenbord] of [Nieuwe bestem. program.] wordt niet weergegeven. | U bent niet bevoegd om de items te gebruiken door de instellingen in [Uitgebreide beveiliging]. | Raadpleeg de gebruikersbeheerder. De gebruikersbeheerder kan de instellingen wijzigen in [Het gebr. van de bestemm. bep. (Fax)] of [Het toevoegen van een gebruiker beperken (Fax)] onder [Uitgebreide beveiliging]. |
Doorsturen kan niet worden uitgevoerd. | U bent niet bevoegd om de items te gebruiken door de instellingen in [Uitgebreide beveiliging]. | Raadpleeg de apparaatbeheerder. De apparaatbeheerder kan de instellingen voor beperking van het gebruik wijzigen in [Doorsturen naar faxontvanger] onder [Uitgebreide beveiliging]. |
