GebruikershandleidingIM 2702

Bestand doorzenden

In dit gedeelte worden de instellingen in [Bestands overdracht] onder [Systeeminstellingen] beschreven.

Items

Beschrijving

SMTP Server

Geef hier op of de SMTP-servernaam, het poortnummer of SSL moet worden gebruikt.

Voer de hostnaam of het IPv4-adres in de servernaam in.

SMTP-verificatie

Geef de gebruikersnaam, het e-mailadres en het wachtwoord op die worden gebruikt voor SMTP-serververificatie en of deze moeten worden gecodeerd.

Afhankelijk van het SMTP-servertype, moet "Gebruikersnaam" worden ingevoerd als "user name@realm". Geef hetzelfde account op als [E-mailadres beheerder] wanneer u internetfax gebruikt.

Geef "Codering" op zoals hieronder beschreven volgens de verificatiemethode van de SMTP-server.

PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5, DIGEST-MD5: Automatisch

CRAM-MD5, DIGEST-MD5: Aan

PLAIN, LOGIN: Uit

  • Standaardinstelling: [Uit]

POP voor SMTP

Geef hier de verificatie-informatie op voor het gebruik van POP-verificatie (POP voor SMTP). Geef gebruikersnaam, e-mailadres, wachtwoord en Wachttd na verif. op (0-10000 milliseconden).

  • Standaardinstelling: [Uit]

Deze gebruikersinstelling is ongeldig wanneer IPv6 wordt gebruikt.

POP3-instell.

Geef de POP3-servernaam op. De opgegeven serverinformatie wordt gebruikt voor ontvangst van internetfaxen of verificatie via POP voor SMTP.

Voer de hostnaam of het IPv4-adres in de servernaam in. Om het wachtwoord te coderen, selecteert u [Automatisch] of [Aan] afhankelijk van de POP-serverinstellingen.

E-mailadres beheerder

Geef het e-mailadres van de beheerder van het apparaat op. Dit e-mailadres wordt gebruikt als [Afzender] voor het verzenden van een e-mail onder de scannerfunctie of het adres van de afzender van de e-mail met de foutmelding. Bij het uitvoeren van SMTP-authenticatie voor de internetfaxfunctie wordt dit adres in het vak "Van:" weergegeven.

E-mail communicatiepoort

Geef het poortnummer op voor de POP3-server die voor internetfaxontvangst wordt gebruikt. Het POP3-poortnummer wordt gebruikt voor [POP voor SMTP].

  • Standaard

    • POP3: [110]

Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden)

Geef gebruikersnamen en wachtwoorden op die nodig zijn om de gedeelde mappen te verifiëren bij het verzenden van de mappen met de scannerfunctie. Als er geen verificatie-informatie is opgegeven voor de mapbestemming in het adresboek, of als er geen verificatie-informatie is opgegeven op het verificatiescherm voor directe verzending, wordt de verificatie-informatie gebruikt die is opgegeven met standaardgebruikersnaam/-wachtwoord (verzenden).

U kunt de verificatie-informatie voor het SMB-protocol opgeven.

Documenten scannen en de gescande gegevens naar een map verzenden

Naam afzender autom. specificeren

Geef aan of de [Afzender] moet worden opgegeven wanneer een e-mail op het apparaat wordt verzonden. Wanneer u [Aan] opgeeft, wordt het adres dat is opgegeven bij [E-mailadres beheerder] gebruikt als het adres van de afzender als u de [Afzender] niet opgeeft.

  • Standaardinstelling: [Uit]

Auto. e-mailmelding

Geef aan of de foutmelding naar het e-mailadres van de beheerder moet worden verzonden.

  • Standaardinstelling: [Aan]