Dit is de opslaglocatie voor bestanden wanneer de printer-, kopieerapparaat- en scannerfuncties worden gebruikt. De documentserver bevindt zich op de harde schijf van het apparaat.
Voert instellingen uit voor bestanden die zijn opgeslagen op het apparaat. Bestandbeheerders kunnen toegangsrechten wijzigen en wachtwoorden verwijderen of wijzigen voor bestanden die opgeslagen zijn in de documentserver. Als de functie Afdruktaken is ingeschakeld, kunnen bestandsbeheerders ook taken verwijderen of vrijgeven die worden weergegeven in de lijst met Testafdruk-, Beveiligde afdruk-, Uitgestelde afdruk- en Opgeslagen afdruk-documenten die op het apparaat zijn opgeslagen.
Beheert apparaatinstellingen. Apparaatbeheerders kunnen afdruktaken beheren die zijn opgeslagen op de Documentserver, instellingen opgeven op de pagina's die worden weergegeven door achtereenvolgens Apparaatbeheer - Configuratie - Apparaatinstellingen te selecteren en de printer- en scannerfunctie in te stellen.
Bepaalt de netwerkconfiguratie van het apparaat. Netwerkbeheerders configureren vooral instellingen op de pagina's die kunnen worden weergegeven door Apparaatbeheer -Configuratie - Netwerk te selecteren en scannerfuncties in te stellen.
Supervisors zijn speciale beheerders die beheerderwachtwoorden en gebruikersnamen en wachtwoorden van supervisors kunnen wijzigen.
Beheert het adresboek. Gebruikerbeheerders kunnen het wachtwoord verwijderen of wijzigen van een gebruiker die bij het Adresboek geregistreerd is, zelfs als het huidige wachtwoord onbekend is.
Het proces waarmee de gebruiker zich aanmeldt bij het apparaat en toegangsrechten krijgt op basis van zijn/haar gebruikersnaam en wachtwoord.