Gebruik deze pagina om de instellingen voor afdrukken via IPv6 op te geven.
Opmerking
Geef aan of u IPv6 op "Actief" of "Inactief" wilt instellen.
Opmerking
Ethernet, Wireless LAN of Ethernet + Wireless LAN wordt weergegeven, afhankelijk van de geïnstalleerde interfacekaart.
Geef de hostnaam op (max. 63 tekens) die u voor de netwerkinterfacekaart of de Wireless LAN-interface-unit wilt instellen. De standaardinstelling is RNP, gevolgd door het MAC-adres van de actieve interfacekaart. Wanneer u de naam wijzigt en niet de standaardnaam opgeeft, kunt u de nieuwe naam niet met "RNP" of "rnp" laten beginnen.
Opmerking
Geef de naam op van het domein waartoe het apparaat behoort (max. 63 tekens). U kunt geen spaties gebruiken.
Geeft het Link-lokaal adres van de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-kaart weer.
Het Link-lokaal adres is alleen van toepassing binnen het lokale netwerk (lokaal segment) en begint met "fe80::", gevolgd door een ID die wordt gegenereerd vanuit het MAC-adres van de actieve interfacekaart.
Geef het staatloze adres van de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-kaart op.
Geef aan of u het automatisch genereren van IPv6-adressen op "Actief" of "Inactief" wilt instellen.
Hier worden de automatisch gegenereerde IPv6-adressen weergegeven.
Voer in het linkervak het IPv6-adres in dat aan de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-kaart is toegekend.
Voer in het rechtervak de prefixlengte van het iPv6-adres in (een waarde tussen 1 en 128). De standaardwaarde is 64.
Opmerking
Selecteer Actief om de DHCP-server te gebruiken voor het automatisch configureren van de netwerkinstellingen. Selecteer Inactief om de netwerkinstellingen handmatig te configureren.
Geeft het via de DHCPv6-server verkregen adres weer.
Geef aan of DDNS (Dynamic DNS) naamresolutie voor de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-kaart actief of inactief is.
Wanneer DNS actief is, wordt de DNS-databank onmiddellijk bijgewerkt.
Selecteer of u de naamresolutievolgorde van het LLMNR-protocol (Link-Local Multicast Name Resolution) wilt beantwoorden.
Voer het standaard gateway-adres in.
Het standaard gateway-adres is het IPv6-adres van de host of de router die wordt gebruikt als gateway bij het communiceren (informatie afdrukken of uitwisselen) met een computer op een ander netwerk.
Als Automatische configuratie staatloos adres op Actief is ingesteld, wordt het Link-lokaal adres van de router ingesteld als het standaard gatewayadres. Als u hier een standaard gatewayadres opgeeft, wordt dat adres gebruikt.
De waarde die op dit moment in gebruik is, verschijnt tussen haakjes.
Opmerking
Bepaal of de DNS-server moet worden gebruikt die van de DHCP-server werd verkregen, dan wel de DNS-server die werd ingesteld voor het apparaat.
"DNS-server 1(DHCP)", "DNS-server 2(DHCP)" en "DNS-server 3"(Automatisch verkrijgen (DHCP)) zijn toegankelijk in deze volgorde en de DNS-server die het eerst reageert, wordt gebruikt. "DNS-server 1", "DNS-server 2" en "DNS-server 3"(Specificeren) worden niet gebruikt.
Zelfs als Automatisch verkrijgen (DHCP) geselecteerd is als DHCP niet wordt gebruikt, verloopt de procedure op dezelfde manier alsof Specificeren geselecteerd is.
"DNS-server 1", "DNS-server 2" en "DNS-server 3" zijn toegankelijk in deze volgorde en de DNS-server die het eerst reageert, wordt gebruikt.
Het IPv6-adres van de uit de DHCP-server verkregen primaire DNS-server verschijnt.
Het Ipv6-adres van de uit de DHCP-server verkregen secundaire DNS-server verschijnt.
Voer het IPv6-adres van de DNS-server in dat u voor het apparaat wilt instellen.
Opmerking
Voer het IPv6-adres van de DNS-server in dat u voor het apparaat wilt instellen.
Opmerking
Selecteer een bedieningsmodus voor DHCPv6.
Werkt in DHCPv6- of DHCPv6-lite-modus volgens de prefixwaarden op de router.
Werkt in DHCPv6-modus.
Verkrijgt het IPv6-adres en andere parameters.
Werkt in DHCPv6-lite-modus.
Verkrijgt parameters, behalve het IPv6-adres.
Geeft de DUID (DHCP Unique Identifier) van het apparaat weer.
Geef voor elk protocol aan of u deze op "Actief" of "Inactief" wilt instellen.
Geef op of u de communicatie wilt coderen met behulp van het WSD-protocol (Web Services on Devices).
Wanneer u afdrukt via WSD (Web Services on Devices) of IPP, geeft u de tijdsperiode op die het apparaat wacht op de taakgegevens voordat de taak wordt geannuleerd.
U kunt een time-outperiode opgeven van 30 tot 65.535 seconden.
De standaardtime-outperiode is 900 seconden.
Geef aan of afdrukken via RHPP (Ricoh Host Print Protocol) moet worden ingeschakeld.
Klik hier om de momenteel weergegeven informatie bij te werken.
Opmerking
Klik hier om de instellingen door te voeren.
Klik hier om de instellingen te annuleren.