Gebruiker toevoegen (Handmatige invoer)
Apparaatbeheer > Adresboek > Gebruiker toevoegen (Handmatige invoer)

Gebruik deze pagina voor het registreren van nieuwe gebruikers.

Opmerking

• Toegangsprivileges kunnen worden toegekend aan bepaalde gebruikers/groepen die geregistreerd zijn in het Adresboek. Afhankelijk van de verleende privileges kan een gebruiker opgeslagen documenten/taken/gegevens van het adresboek bewerken of verwijderen, zelfs wanneer hij/zij niet de gebruikerbeheerder of de eigenaar ervan is.

Registratienummer

Geeft het registratienummer weer dat voor de gebruiker is ingesteld. U kunt een waarde invoeren tussen 1 en 50000.

Naam

Voer de gebruikersnaam in. U kunt maximaal 20 tekens invoeren.

Toetsweergave

Geef de naam op die wordt weergegeven op het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt maximaal 16 tekens invoeren.

Opmerking

• Wanneer u een gebruiker maakt maar het vak Toetsweergave leeg laat, wordt de tekstreeks Naam in het vak gezet. Het gedeelte van de tekstreeks dat de 16 tekens overschrijdt, wordt echter niet weergegeven in het vak Toetsweergave.

Titel

Titel 1

Selecteer het bijbehorende tabblad, als u Titel 1 gebruikt.

Titel 2

Selecteer het bijbehorende tabblad, als u Titel 2 gebruikt.

Titel 3

Selecteer het bijbehorende tabblad, als u Titel 3 gebruikt.

Toevoegen aan frequentie

Geef aan of u wilt registreren op de pagina Frequentie.

Verificatie informatie

Verificatie informatie bij inloggen

Voer de informatie in voor Gebruikerverificatiebeheer.

Opmerking

• De weergegeven items zijn afhankelijk van de gekozen verificatiemethode.
  Als gebruikersverificatie is geselecteerd, worden Log-in gebruikersnaam en Log-in wachtwoord weergegeven.
  De optie Gebruikerscode is enkel beschikbaar als gebruikerverificatie is uitgeschakeld of als gebruikerscodebeheer is ingeschakeld om functies op gebruikerscode te beperken.

SMTP Verificatie

Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die ingesteld zijn om e-mail te verzenden.

LDAP Verificatie

Specificeer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor LDAP Verificatie.

Mapverificatie

Specificeer de gebruikersnaam en het wachtwoord om toegang te krijgen tot de gedeelde map.

Beschikbare functies

Schakel het selectievakje in van de functie die beschikbaar moet zijn voor de gebruiker.

Uitsluiting

Selecteer Actief om de gebruiker geforceerd uit te sluiten.
Selecteer Inactief om de uitsluiting uit te schakelen.

Opmerking

• Dit item wordt alleen weergegeven wanneer basisverificatie (gebruikersverificatie uitgevoerd met gebruik van adresboekgegevens die op het apparaat zijn opgeslagen) is ingeschakeld en wanneer u bent ingelogd als gebruikerbeheerder.
• Wanneer de uitsluitingsfunctie is ingeschakeld en een gebruiker probeert een wachtwoord in te voeren om in te loggen en dit het opgegeven aantal keer is mislukt, kunnen volgende pogingen tot inloggen niet onder dezelfde gebruikersnaam worden gedaan.
  Gebruik de pagina's Apparaatbeheer - Configuratie - Beveiliging - Gebruiker Uisltuitingspolicy om de uitsluitingsfunctie in te schakelen.

Volume printergebruik

Configureer de instellingen voor volume printergebruik.
Het afdrukvolume wordt geteld in eenheden. Een "eenheid" is een numerieke waarde per pagina die kan worden toegewezen aan papierformaten en afdrukfuncties (Printer/kopieerapparaat). Door het totaal aantal eenheden op te geven, kunt u het aantal afdrukken per gebruiker beperken op basis van de combinatie van papierformaat en afdrukfunctie (Printer/kopieerapparaat). Voorbeeld: als u als aantal eenheden "5" opgeeft bij Printer: A3/DLT, kan een gebruiker met 100 eenheden 20 vellen afdrukken (20 vellen met 5 eenheden per vel voor de afdrukfunctie). Gebruik de volgende formule om een limiet van het afdrukvolume te berekenen: aantal af te drukken pagina's x totaal aantal eenheden per pagina.

Voor meer informatie over de pagina Beperking volume printergebruik

Opmerking

• Dit gedeelte is alleen beschikbaar als Gebruikerverificatiebeheer is ingesteld op Gebruikerscode, Basisverificatie, Windows verificatie of LDAP verificatie, en Taak annuleren of Taak voltooien en beperken is geselecteerd bij Actie van apparaat wanneer limiet is beperkt op de pagina Beperking volume printergebruik.
• Zie de bedieningsinstructies die zijn meegeleverd met het apparaat voor details over het beperken van het printvolume aan de hand van de eenheidteller.

Beperking volume printergebruik

Geef op of de afdrukbeperkingen moeten worden toegepast op basis van het totaal aantal eenheden.

Opmerking

• Afdrukbeperking op basis van het totaal aantal eenheden kan alleen worden toegepast als een log-in gebruikersnaam of gebruikerscode is ingevoerd bij Verificatie informatie.

Bescherming

Gebruik naam als

Kies of de gebruiker ingesteld is als de bestemming of de afzender om e-mail te verzenden of voor bestandsoverdracht naar gedeelde mappen.
Vink het selectievakje Bestemming of Afzender aan, afhankelijk van het feit of de gebruiker is ingesteld als bestemming of afzender. Als de gebruiker als beiden ingesteld is, schakelt u beide selectievakjes in.

Bestemming beveiligen

U kunt de beschikbaarheid van de gebruiker beperken met een beveiligingscode of beperkte toegangsprivileges.

Bestand(en) beschermen

U kunt de toegang beperken tot bestanden die door deze gebruiker werden gemaakt.

Fax

Voer de noodzakelijke instellingen uit voor het verzenden van een document dat met de faxfunctie is ingescand.

Faxbestemming

Geef het faxnummer van de bestemming op. Als Selecteer lijn is ingesteld op H.323 of SIP, geeft u het IP-adres of de hostnaam op van de computer waar de bestanden door IP-fax naartoe worden gestuurd.

Opmerking

• De instellingen kunnen niet worden opgeslagen als het totaal aantal tekens dat in het vak Faxbestemming en in de vakken onder Geavanceerde eigenschappen (Code en Wachtwoord) is ingevoerd dit maximum aantal overschrijdt.

Selecteer lijn

Selecteer de lijn die voor verzending wordt gebruikt.

Geavanceerde eigenschappen

Internationale verzendmodus

Selecteer of de Internationale verzendmodus moet worden gebruikt.

Faxkoptekst

Selecteer de faxkoptekst die op het papier van de ontvanger moet worden afgedrukt.

Opmerking

• De faxkoptekst die in de lijst is geselecteerd, wordt ook bij een Internetfax-verzending afgedrukt op het papier van de ontvanger.

Label invoegen

Selecteer of label invoegen moet worden gebruikt. Met deze functie kunt u de naam van de ontvanger en een standaardbericht laten afdrukken in de kop van het papier van de ontvanger.

E-mail

Voer de noodzakelijke instellingen uit om een document dat is ingescand met de scanner- of faxfunctie, te verzenden via e-mail.

E-mailadres

Voer het e-mailadres van de gebruiker in. U kunt maximaal 128 alfanumerieke tekens invoeren.

Opmerking

• De volgende tekens kunnen worden gebruikt in e-mailadressen:
  ! # $ % & ' * + - / = ? ^ _ ` { | } ~ . @

E-mailadres gebruiken voor

Geef op hoe het e-mailadres moet worden gebruikt.
Selecteer E-mail / Internet faxbestemming als het e-mailadres moet worden gebruikt als de bestemming voor het verzenden van zowel e-mails als Internetfax. Selecteer Alleen Internet faxbestemming als het e-mailadres alleen moet worden gebruikt als de bestemming voor Internetfax.

Verzenden via SMTP server

Bepaal of u bij het verzenden van e-mail via de SMTP server wilt verzenden of deze wilt omzeilen.

Status Gebruikercertificaat

Geeft aan of het gebruikercertificaat is geïnstalleerd.

Gebruikercertificaat

Klik op Wijzigen om het gebruikercertficaat in te stellen of te wijzigen.

Voor meer informatie over de pagina Gebruikerscertificaat wijzigen

Codering

Geef aan of alle uitgaande e-mailberichten moeten worden gecodeerd of dat selectief moeten worden gecodeerd.

Internetfax gegevensindeling

Voer de noodzakelijke instellingen uit voor het verzenden van een fax via internet.

Opmerking

• Deze instelling wordt alleen ingeschakeld als het apparaat Internetfax ondersteunt.

Selecteer modus

Selecteer de Internetfax-verzendingmodus.

Compressietype

Selecteer het compressietype dat moet worden gebruikt bij volledige modus-verzending.

Papierformaat

Selecteer het formaat papier dat moet worden gebruikt bij volledige modus-verzending.

Resolutie

Selecteer de resolutie die moet worden gebruikt bij volledige modus-verzending.

Map

Door een gedeelde map in het netwerk te maken, kunt u een bestand dat met de scannerfunctie is ingescand overdragen naar de gedeelde map.

Protocol

Selecteer het protocol voor de bestandsoverdracht.

Poortnummer

Voer het gebruikte poortnummer tijdens de overdracht van een bestand met behulp van FTP in. U kunt een waarde invoeren tussen 1 en 65535. De standaardwaarde is 21.

Verbindingstype

Selecteer de NetWare aanmeldingsmodus wanneer u verzendt met NCP.

Servernaam

Voer de naam in van de aangesloten server die gebruikt wordt voor de overdracht van een bestand via FTP. U kunt maximaal 64 tekens invoeren.

Pad

Voer het pad van de gedeelde map in. U kunt maximaal 128 tekens invoeren.

Toevoegen aan groep

Details voor groep

Om een groep toe te wijzen aan de gebruiker, klikt u op Wijzigen. Wanneer de pagina Toevoegen aan groep wordt weergegeven, geeft u de groep op waartoe de gebruiker behoort.

Voor meer informatie over de pagina Toevoegen aan groep

Knoppen

OK

Klik hier om de wijzigingen toe te passen en de pagina Adreslijst weer te geven.

Opslaan en andere toevoegen

Klik op deze knop om de wijzigingen toe te passen en alle waarden op deze pagina weer op de standaardwaarden te zetten.

Annuleren

Klik hier om de instellingen te annuleren.

 

Voor details over de procedure (Gebruikers toevoegen)