Voer instellingen in die zijn gerelateerd aan SMB.
Opmerking
Geef aan of u SMB voor de interfacekaart op "Actief" of "Inactief" wilt instellen.
Geeft [IPv4] weer als transportprotocol dat door SMB wordt gebruikt.
Opmerking
Voer de naam in van de werkgroep waartoe de interfacekaart behoort.
De standaardwaarde is WORKGROUP. U kunt maximaal 15 tekens invoeren (met uitzondering van " * + , / : ; < = > ? [ \ ] | en spaties).
Voer de naam in waarmee u het apparaat kunt identificeren als u SMB gebruikt.
De standaardwaarde is RNP, gevolgd door de laatste drie bytes van het MAC-adres van de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-interface-unit. Als het MAC- adres bijvoorbeeld 00:00:74:62:5C:65 is, dan is de naam RNP625C65. U kunt maximaal 15 tekens invoeren (met uitzondering van " * + , / : ; < = > ? [ \ ] | . en spaties). Wanneer u de naam wijzigt en niet de standaardnaam opgeeft, kunt u de nieuwe naam niet met "RNP" of "rnp" laten beginnen. Geef een naam op die niet bij andere apparaten op het netwerk hoort.
Voer de toelichting in die voor de interfacekaart is ingesteld. U kunt maximaal 31 tekens invoeren. Dit is hetzelfde item als het vak [Opmerking] op de pagina [Configuratie] - [Apparaatinstellingen] - [Systeem].
Geeft de modelnaam weer van de printer waarop de interfacekaart is geïnstalleerd.
Selecteer [Actief] om een melding van afdrukvoltooiing te ontvangen.
Klik hier om de momenteel weergegeven informatie bij te werken.
Opmerking
Klik hier om de instellingen door te voeren.
Klik hier om de instellingen te annuleren.