Met Web Image Monitor kunt u via een webbrowser de status van machines controleren, taken beheren en instellingen wijzigen.
De volgende webbrowsers worden aanbevolen:
Opmerking
Web Image Monitor ondersteunt schermlezertoepassingen.
We raden u aan JAWS 7.0 of hoger te gebruiken.
Opmerking
Web Image Monitor kan worden gebruikt om externe apparaten te openen via het netwerk. Via een standaard webbrowser kunt u de status van het apparaat bewaken en de configuratie instellen of wijzigen.
De Web Image Monitor kan worden gebruikt voor:
Opmerking
Opmerking
Het gebied bovenaan de pagina Web Image Monitor wordt het kopgebied genoemd.
Hier verschijnen altijd dezelfde knoppen, ongeacht welke pagina tijdens de bewerking wordt weergegeven. De volgende items verschijnen in het kopgebied.
Aan de linkerkant van het kopgebied verschijnt de modelnaam van het momenteel aangesloten apparaat.
Knop [Om pagina te linken]Klik hier om een venster te openen met een lijst met URL-namen voor toegang tot verschillende Webpagina's.
Voor details over Linkpagina
Knop [Zoeken op trefwoord]Klik hier om de pagina [Zoeken op trefwoord] op te roepen. Op deze pagina kunt u een reeks ingeven om pagina's te zoeken waar deze reeks voorkomt in de tekst van een kop- of itemnaam.
Voor details over de pagina [Zoeken op trefwoord]
Knop [Help]Als u hier voor het eerst op klikt, verschijnt er een pagina om de Web Image Monitor Help met behulp van de webbrowser van het internet te downloaden.
Nadat Help is gedownload, kan de Inhoudsopgave voor Help worden weergegeven door de locatie van de Help-bestanden in te stellen als adreskoppeling (URL) van deze knop.
Knop [Informatie over versie]Klik hier om de versie-informatie van de Web Image Monitor weer te geven.
Klik op de knop [Inloggen] om een dialoogvenster te openen waarin u uw gebruikersnaam en wachtwoord kunt opgeven. Nadat u bent ingelogd, verandert deze knop in de knop [Uitloggen].
Opmerking
De beschikbare functies zijn afhankelijk van de rol van de gebruiker en van het feit of gebruikerverificatie ingeschakeld is op het apparaat.
Als de gebruikerverificatie uitgeschakeld is, kunnen de gebruikers toegang krijgen tot het apparaat door gewoon via een webbrowser een verbinding te maken met het apparaat.
De gebruikers kunnen de apparaatstatus, de opdrachtstatus en bepaalde instellingen bekijken. De gebruikers kunnen toestemming hebben om bestanden die opgeslagen zijn in de documentserver, te bekijken, te wijzigen, af te drukken of te verwijderen, afhankelijk van de toegangsprivileges die aan de bestanden in kwestie werden verleend. Wanneer de functie Afdruktaken is ingeschakeld, kunt u ook taken afdrukken of verwijderen die worden weergegeven in de lijst met Testafdruk-, Beveiligde afdruk-, Uitgestelde afdruk- en Opgeslagen afdruk-documenten die op het apparaat zijn opgeslagen.
U kunt echter de instellingen van het apparaat niet wijzigen.
Als de gebruikerverificatie ingeschakeld is, beschikken de gebruikers over minder functies, tenzij ze zijn ingelogd. U kunt de apparaatstatus bekijken en informatie opvragen.
Nadat u bent ingelogd op het apparaat door in het koptekstgebied op [Inloggen] te klikken, kunt u de taakstatus bekijken, bestanden beheren die opgeslagen zijn in de documentserver en het adresboek bewerken. Als het beheerderniveau ingesteld is op "Laag" voor de instelparameters van de Beheerder, kunnen de gebruikers ook bepaalde netwerk- of apparaatinstellingen uitvoeren.
Beheert het Adresboek. Gebruikerbeheerders kunnen het wachtwoord verwijderen of wijzigen van een gebruiker die bij het Adresboek geregistreerd is, zelfs als het wachtwoord onbekend is.
Beheert apparaatinstellingen. Apparaatbeheerders kunnen afdruktaken beheren die zijn opgeslagen op de documentserver, instellingen opgeven op de pagina's die worden weergegeven wanneer [Configuratie] - [Apparaatinstellingen] wordt geselecteerd en printer-, fax- en scannerfuncties instellen.
Bepaalt de netwerkconfiguratie van het apparaat. Netwerkbeheerders geven vooral instellingen op via de pagina's die worden weergegeven wanneer [Configuratie] - [Netwerk] wordt geselecteerd en stellen fax- en scannerfuncties in.
Voert instellingen uit voor bestanden die opgeslagen zijn op het apparaat. Bestandbeheerders kunnen toegangsprivileges wijzigen en wachtwoorden verwijderen of wijzigen voor bestanden die opgeslagen zijn in de documentserver. Als de functie Afdruktaken is ingeschakeld, kunnen bestandsbeheerders ook taken verwijderen of vrijgeven die worden weergegeven in de lijst met Testafdruk-, Beveiligde afdruk-, Uitgestelde afdruk- en Opgeslagen afdruk-documenten die op het apparaat zijn opgeslagen.
Supervisors kunnen het wachtwoord wijzigen of verwijderen van de Beheerder of Supervisor in de pagina [Configuratie: Apparaatinstellingen: Beheerder Programmeren/Wijzigen].
Supervisors zijn verantwoordelijk voor het wijzigen van het wachtwoord waar dit nodig is; ze kunnen geen andere bewerkingen uitvoeren. Een wachtwoord is vereist om het apparaat te beheren. Wanneer de beheerder bijvoorbeeld zijn/haar wachtwoord verliest, kan hij of zij niet inloggen op het apparaat om de instellingen ervan te wijzigen. De supervisor moet dit probleem oplossen. De supervisor is gerechtigd het wachtwoord van de beheerder te wijzigen, maar alleen de beheerder mag apparaatinstellingen wijzigen.
Opmerking
Gebruik een webbrowser om de functies van Web Image Monitor uit te voeren.
Let bij het gebruik van de webbrowser-functies op het volgende:
Voer de volgende instellingen uit (indien vereist):
Voor de volgende pagina kunt u de URL registreren die op de webbrowser wordt weergegeven, waarna u direct naar de webpagina kunt gaan.
De webbrowser kan overige pagina's niet juist weergeven, ook niet als daar een URL voor is geregistreerd.