Gebruik deze pagina om de instellingen voor afdrukken via IPv4 op te geven.
Opmerking
Geef aan of u IPv4 op "Actief" of "Inactief" wilt instellen.
Opmerking
[Ethernet], [Wireless LAN] of [Ethernet + Wireless LAN] wordt weergegeven, afhankelijk van de geïnstalleerde interfacekaart.
Geef de hostnaam op (max. 63 tekens) die u voor de netwerkinterfacekaart of de Wireless LAN-interface-unit wilt instellen. De standaardwaarde is RNP, gevolgd door de laatste drie bytes van het MAC-adres van de actieve interfacekaart. Als het MAC- adres bijvoorbeeld 00:00:74:62:5C:65 is, dan is de naam RNP625C65. Wanneer u de naam wijzigt en niet de standaardnaam opgeeft, kunt u de nieuwe naam niet met "RNP" of "rnp" laten beginnen.
Opmerking
Selecteer [Actief] om de DHCP-server te gebruiken voor het automatisch configureren van de netwerkinstellingen. Selecteer [Inactief] om de netwerkinstellingen handmatig te configureren.
Bepaal of de domeinnaam moet worden gebruikt die van de DHCP-server werd verkregen, dan wel de domeinnaam die werd ingesteld voor het apparaat.
Als u DHCP gebruikt, wordt de uit de DHCP-server verkregen domeinnaam gebruikt. Als de domeinnaam niet uit de DHCP-server kan worden opgehaald, wordt de domeinnaam gebruikt die voor het apparaat is ingesteld.
De domeinnaam die ingesteld is voor het apparaat, wordt gebruikt. Voer de domeinnaam in (maximaal 63 tekens). U kunt geen spaties gebruiken.
Geef het IPv4-adres op van de netwerkinterfacekaart of de Wireless LAN-interface-unit.
Als u DHCP gebruikt, wordt het uit de DHCP-server verkregen adres gebruikt.
Voer het subnetmasker in van de netwerkinterfacekaart en de Wireless LAN-kaart. Het subnetmask is een gedeelte van het IP-adres dat als een netwerkadres wordt gebruikt.
Als u DHCP gebruikt, wordt het uit de DHCP-server verkregen subnetmasker gebruikt.
Geef aan of DDNS (Dynamic DNS) naamresolutie voor de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-kaart actief of inactief is.
Wanneer DNS actief is, wordt de DNS-databank onmiddellijk bijgewerkt.
Geef aan of u WINS-naamresolutie voor de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-interface-unit op "Actief" of "Inactief" wilt instellen.
Indien ingeschakeld, voert u het IP-adres van de WINS-server in voor [Primaire WINS-server] en [Secundaire WINS-server]. De hostnaam die als [Hostnaam] is ingevoerd, wordt geregistreerd op de opgegeven WINS-server. Zelfs als het IP-adres van de netwerkinterfacekaart of Wireless LAN-interface-unit wordt gewijzigd voor gebruik in een DHCP-omgeving, is naamspecificatie actief. Als een naam niet op de WINS-server kan worden geregistreerd, stuurt deze een registratieverzoek uit.
Voer het IP-adres van de eerste WINS-server in.
Als u DHCP gebruikt, wordt het uit de DHCP-server verkregen adres voor de eerste WINS-server gebruikt. Als het adres niet uit de DHCP-server kan worden opgehaald, wordt het adres voor de eerste WINS-server gebruikt dat voor het apparaat is ingesteld.
Voer het IP-adres van de tweede WINS-server in.
De tweede WINS-server wordt gebruikt als de eerste WINS-server niet beschikbaar is om de naam van het apparaat te registreren. Als u DHCP gebruikt, wordt het uit de DHCP-server verkregen adres voor de tweede WINS-server gebruikt. Als het adres niet uit de DHCP-server kan worden opgehaald, wordt het adres voor de tweede WINS-server gebruikt dat voor het apparaat is ingesteld.
Voer de NetBIOS-bereik-ID in die u wilt instellen voor de netwerkinterfacekaart en Wireless LAN-kaart (maximaal 31 tekens).
Als u DHCP gebruikt, wordt het uit de DHCP-server verkregen bereik-ID gebruikt. Als de ID niet uit de DHCP-server kan worden opgehaald, wordt de ID gebruikt die voor het apparaat is ingesteld.
Deze instellingen zijn gebruikelijk voor de netwerkinterfacekaart en Wireless LAN-kaart.
Voer het standaard gateway adres in.
Het standaard gateway adres is het IP-adres van de host of router die wordt gebruikt als gateway bij het communiceren (afdrukken of informatie uitwisselen) met een computer op een ander netwerk.
Als u DHCP gebruikt, wordt het uit de DHCP-server verkregen standaard gateway adres gebruikt. Als het adres niet uit de DHCP-server kan worden opgehaald, wordt het standaard gateway adres gebruikt dat voor het apparaat is ingesteld.
Opmerking
Bepaal of de DNS-server moet worden gebruikt die van de DHCP-server werd verkregen, dan wel de DNS-server die werd ingesteld voor het apparaat.
[DNS Server1(DHCP)], [DNS Server2(DHCP)] en [DNS Server3](Automatisch verkrijgen (DHCP)) zijn toegankelijk in deze volgorde en de DNS-server die het eerst reageert, wordt gebruikt. [DNS Server1], [DNS Server2] en [DNS Server3](Specificeren) worden niet gebruikt.
Zelfs als "Automatisch verkrijgen (DHCP)" geselecteerd is als DHCP niet wordt gebruikt, verloopt de procedure op dezelfde manier alsof "Specificeren" geselecteerd is.
[DNS Server1], [DNS Server2] en [DNS Server3] zijn toegankelijk in deze volgorde en de DNS-server die het eerst reageert, wordt gebruikt.
Het IP-adres van de uit de DHCP server verkregen eerste DNS-server verschijnt.
Het IP-adres van de uit de DHCP server verkregen tweede DNS-server verschijnt.
Voer het IP-adres van de DNS-server in dat u voor het apparaat wilt instellen.
Opmerking
Voer het IP-adres van de DNS-server in dat u voor het apparaat wilt instellen.
Opmerking
Geef voor elk protocol aan of u deze op "Actief" of "Inactief" wilt instellen.
Wanneer u afdrukt via WSD (Web Services on Devices) of IPP, geeft u de tijdsperiode op die het apparaat wacht op de taakgegevens voordat de taak wordt geannuleerd.
U kunt een time-outperiode opgeven van 30 tot 65535 seconden.
De standaardtime-outperiode is 900 seconden.
Geef aan of afdrukken via RHPP (Ricoh Host Print Protocol) moet worden ingeschakeld.
Klik hier om de momenteel weergegeven informatie bij te werken.
Opmerking
Klik hier om de instellingen door te voeren.
Klik hier om de instellingen te annuleren.