Geef administratieve instellingen op voor de faxfunctie.
Opmerking
Geef op of u faxbewerkingen vanaf het bedieningspaneel van de printer wilt beperken; als dit het geval is, moet u een beschermingsniveau selecteren.
Als de bescherming ingeschakeld is, kunnen geen items op het bedieningspaneel worden gewijzigd.
Opmerking
Selecteer of de ontvangst met geheugenbeveiliging moet worden gebruikt.
Als de ontvangst met geheugenbeveiliging is ingeschakeld, worden inkomende faxen in het geheugen opgeslagen en niet automatisch afgedrukt. U dient een geheugenbeveiligings-ID in te voeren om deze af te kunnen drukken.
Om Ontvangst met geheugenbeveiliging te activeren, voert u het ID in het vakje [Een Geheugenbeveiliging ID programmeren] in, voordat u [AAN] kiest.
Voer de ID in om faxen die zijn opgeslagen met de geheugenbeveiligingontvangst af te drukken. De ID moet vier tekens lang zijn (0001 tot 9999).
Opmerking
Als er een buiten- én een toestellijn op dit apparaat is aangesloten, kiest u de gewenste lijn.
Als [Extensie] is gekozen in het hokje [Selecteer Extensie/Van buitenaf], moet u de buitenlijn kiezen met een voorafgaand toegangsnummer (een cijfer, bijvoorbeeld 0).
Voer het toegangsnummer in om verbinding te leggen en de buitenlijn te kunnen gebruiken. Voer één of twee cijfers in.
Klik hier om de momenteel weergegeven informatie bij te werken.
Opmerking
Klik hier om de instellingen door te voeren.
Klik hier om de instellingen te annuleren.